4 Juli 91.
Mijn spoorloos verdwenen Gust!
Heeft Spinoza u heelemaal ingeslikt, dat ik niets meer van u te hooren krijg? Of wacht ge nog op den kapitalen brief, dien ik u verl[eden] Zondag beloofde? Alas, me, poor Yorick! Wat ik voorzag gebeurde toen niet, maar is thans een voltrokken feit. 'k Weet niet of gij van oude liêkens zooveel houd als ik, maar dat op 't geen ik u wou vertellen een "ùnbedingt etc. etc." volgt is zeker.
In 3 woorden mijn lotgevallen: mijn relatie met Cl[ara] wordt gevaarlijker en gevaarlijker. Haar X (wij noemen hem nooit anders, en ik ken hem niet anders) wordt verschrikkelijk achterdochtig en zit 9 op 10 uren op haar slippen. Zij wordt er zoo ziek van, dat zij zelve bepaald wil breken. Mij valt dat goed, omdat ik slechts op éen woord van haar wacht om congé te nemen, schoon ik zelf den moed niet heb gehad te breken.
X komt eerlang in Antwerpen wonen en zal met haar leven: zij zegt zelfs: met haar trouwen. In de geschiedenis van Janneken en Mieken zal dus een derde met Mieken heenloopen, — tot groot genoegen van Janneken.
Zaterdag wachtte ik reeds
een paar uren! op haar, op een volksconcert,
[1] toen ik haar, achtervolgd door een heer, zag aankomen: ik dacht 't was X, en maakte me zachtjes uit de voeten. Een half uur later kreeg ik haar terug te vatten, toen ik uit een café kwam, waar ik zoolang gezeten had, 't was een type die haar vroeger in 't café chantant gekend had en haar nu met zijn sehnen und verlangen naliep. Dat stok in 't wiel belette een ernstig, definitief gesprek.
's Zondags kwam ze niet. Van 10 1/2 tot 11 1/2 's avonds gewacht.
[2]
Ze beweert dat ze wèl geweest is.
's Maandags middags ontmoet ik haar toevallig. Ofschoon X in de stad is, noodigt ze me voor 's avonds uit. Ze komt en na een uur dwalens in halfverlichte straten vraagt ze zelf wat ik eigenlijk zinnens ben van avond!
Aufforderung zum Tanze? zeg ik, die geen geld genoeg meer had om te walsen. 't Kwam er uit dat deze avond de laatste zou zijn en dat zij dien met een vuurwerk wilde eindigen. We legden onze centen bijeen en gingen naar een hotel, waar we des morgens uitkwamen. De psychologie van zoo'n nacht zult ge vinden in iets dat ik thans schep, en dat ik zou willen heeten: Spasmes inutile!!
[2] Haar afscheidswoord was tòch een trait d'union met de toekomst:
"Schreibe mir einige Zeilen, um mitzutheilen wie 's dir geht". Ik beloofde, met zekerheid dat ik het niet doen zou — o, er is zooveel gelogen in die smerige historie! gelogen met 't bewustzijn van te liegen! — En ze was weg.
Toch zagen we ons, zeer toevallig, eergisteren namiddag weer. Nieuwe afspraak! Zij kwam en het was een der stormachtigste zittingen die ooit een Taalverbonder beleven kon! Over onbeduidende dingen onstond mokkerij en ten slotte liep ze met "Flämischer Hund!!!" weg, recht naar heur huis. 'k Heb gezworen, dat mijn wijf nooit een vreemdelinge zijn zal. Ons ras zit ons diep in de knoken, hoor, en men mag ons reëel niet al te diep beleedigen op dat punt.
Ik wil dat onze reis in Holland
[3] — 'k zal 115 fr. bezitten! — een keerpunt in mijn leven zij, waarvan de nazaat zal gewagen!
We hebben hier
Georg Brandes, den Deenschen criticus gehad.
[4] We hebben onder ons getwintigen (
v[an] Aken,
Mortelmans,
Franck waren er ook) met hem gesoupeerd;
[5] 'k schreef iets over hem in
de Koophandel.
[6] Hij komt weldra naar Brussel, waar hij
Picard en v.d. Kindere opzoekt;
[7] hij heeft mij veel over zijn vriend Ibsen gesproken en nog al gespot met mijn engouement.
De Vlaamsche School gaat de volgende veranderingen ondergaan:
[3]
alle maanden een belletristisch geïllustreerd bijvoegsel van 4 bladzijden, dat materiëel zal gelijken op de bladzijden van de Londensche en Parijsche illustraties waarop de roman gedrukt wordt.
[8] De Waarheid zal daarin komen, geillustreerd door
v.Aken.
[9] Ik heb in uw naam voor 't eerste n
r gedichten beloofd.
[10] Wij zullen heel dat ding innemen. Het tweede n
r moet een
Hollandsch n
r. zijn, Hollandsche indrukken, die we in Holland zullen schrijven.
[11]
Rond hetzelfde tijdstip als wij zullen
Willem de Bom en
Jef v[an de] Venne ook naar Holland gaan: niet met ons, hoor! maar we zullen hen van uit een trekschuit of de hoogte van een muilezel of een zeeduin uit de verte begroeten. We zullen
Jef van de Venne in de Nes
[12] eens deboucheeren.
[*]
Hoe zit het met 't blokken? Mijn broer
Jef komt e.k. Maandag op de pijnbank.
[13] Schrijf eens een woordje, houwe!
Gewichtig! Zend me a.u.b. per omgaande
Hedda Gabler.
[14] De binder wacht!!!—
Annotations
[1] Op zaterdag 27 juni 1891 had op de Groenplaats te Antwerpen van 8 tot 10 uur een volksconcert plaats, dat verzorgd werd door het muziekkorps van het 13de linieregiment o.l.v. L. Goebel. Zie
De Koophandel van Antwerpen (27 juni 1891), p. 2.
[2] Nooit gepubliceerd. Ook het manuscript werd niet teruggevonden.
De Bom vond het stukje nochtans wel de moeite waard om het te weerhouden voor de reeks Studies, die hij voor de eerste jaargang van
Van Nu en Straks had voorbestemd. Deze Studies (nl. 'Ego', 'Zelftwijfel', 'Ontoereikendheid', 'Zieke liefde', 'Begraven liefde' en 'Nuttelooze' — nadien 'IJdele spasmen') zou hij daarna samen met Onmachtig nog in een aparte bundel uitgeven. Zie
Emmanuel de Bom, Notitieboekje, 1 sept. 1892 (bezit AMVC), geen paginering (3x vermeld). Behalve
'Onmachtig', in: De Nederlandsche spectator, nr. 35 (29 aug. 1891), p. 278-281 werd van bovengenoemde studies geen enkele gepubliceerd.
[5] Op dit banket waren blijkbaar nog aanwezig:
Frans Gittens,
Jan van Rijswijck,
Max Rooses,
Emmanuel Rosseels,
Antoon Moortgat, en natuurlijk ook
Pol de Mont.
Louis Franck, die toen al advocaat was, hield bij die gelegenheid een korte gelegenheidstoespraak in het Frans. Zie de brieven van
Pol de Mont aan
Georg Brandes [3 aug. 1891] in het AMVC (M 762, 513616/2) en van [7 aug. 1891] (M 762/B 51316/8).
[6] Emmanuel de Bom, 'Georg Brandes', in: De Koophandel van Antwerpen (3 juli 1891), p. 3 (rubriek 'Kunst- en Letternieuws', getekend M. In dit artikeltje schetst
De Bom bondig het leven en het werk van
Brandes. Hij maakt ook melding van het banket, dat door een twintigtal Antwerpse letterkundigen, schilders en componisten aan de Deense criticus werd aangeboden.
[7] Voor het bezoek dat
Brandes aan Brussel bracht, zie
Georg Brandes, Gesammelte Schriften, dl. IX, Legenden und Menschen (München, A. Langen, 1906), p. 472-475.
[8] De Vlaamsche school onderging in de loop van 1891 geen enkele verandering. De volgende jaargang (V, 1892) wijkt evenmin af van de voorgaande jaargangen uit de nieuwe reeks.
[10] Van
August Vermeylen verscheen in 1891 slechts één bijdrage, nl. het verslag over de tentoonstelling van
'Les vingt':
'De XX te Brussel', in: De Vlaamsche School, nr. IV (1891), p. 85-86. In 1892 publiceerde het blad evenmin gedichten van
Vermeylen. Wél publiceerde hij gewoontegetrouw kritische bijdragen over de plastische actualiteit, zoals
'De tentoonstelling Henri de Braekeleer, Cercle Artistique Brussel', in: De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 27-28;
'Voorwaarts (Vde tentoonstelling Brussel)', in: De Vlaamsche School nr. V (1892), p. 28;
'Constantin Meunier', in: De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 39-43;
'De XX te Brussel', in: De Vlaamsche School, nr. V (1892), p. 73-75.
[11] Van dat stoutmoedige plan kwam niets in huis.
[12] Amsterdamse volkswijk, waar o.m. Bredero werd geboren.
[*] 'Deboucheeren' (vgl. Fr. 'débaucher'): losbandig maken.
[13] Jef de Bom studeerde van 1889 tot 1896 geneeskunde aan de Vrije Universiteit te Brussel. Zie het
Répertoire contenant par ordre alphabétique, les noms de tous les élèves qui ont été portés aux rôles des inscriptions de l'Université Libre de Bruxelles pendant la seconde période trentenaire 1864-1865 et 1893-1894 (Service des Archives, U.L.B.).
[14] Henrik Ibsen, Hedda Gabler (Kopenhagen, Gyldendalske boghandel forlag, 1890. Volgens de 'Berichten' in
De portefeuille, XII, nr. 37 (13 dec. 1890, p. 12) zou het stuk op 15 december 1890 tegelijkertijd te Kopenhagen, Christiana [Oslo], Stockholm, Parijs, Londen en Berlijn verschenen zijn. De Duitse vertaling van de hand van M. von Borch verscheen in 1891 te Leipzig in de reeks Reclam's Universalbibliothek. Voor verdere gegevens over
Hedda Gabler, zie ook
brief 124, noot 3.