Nevele 20 Juli 1891
Waarde Vriend
Ik heb met veel genoegen uwen brief gelezen.
[1] Ik zie dat U mijn werk ernstig beoordeeld heb
[t].
[2] Op twee bijzondere punten moet ik U echter weêrleggen.
1° Het verwondert mij dat u geen enkel lichtstraaltje, geen genstertje poëzie in mijn gewrocht gevonden hebt. Is Marie, de hoofdpersonage, dan geen schepping van ware, realistische poëzie? Is zij het ideaal niet dat gansch het boek door in tegenoverstelling met de lage typen van de schurkenbende staat? Ik ben verwonderd en treurig dat U, met uw goed, gezond oordeel dat niet begrepen hebt.
2° U zegt dat mijn werk een synthesis, een samenvattig van het heele buitenleven is. Dit is volkomen valsch. Mijn roman is gansch integendeel niets dan de beschrijving der zeden van een zeer geringe klas op den buiten. Al de hoofdrollen worden door de typen van die klas vervuld en anderen, zooals de burgemeester van het dorp, b.v. komen er slechts als "comparses" in voor.
[3]
Over het algemeen, echter, ben ik tevreden en gelukkig van uw waardeering. Ik heb inderdaad iets krachtigs, iets "impitoyable" willen doen gevoelen en die indruk heeft u ondergaan.
[4]
Thans zou ik U een woord over de materieele zijde der quaestie willen zeggen: ik dacht dat ik een uitgever gevonden had, M
r Hoste, namelijk, maar nu zegt hij mij dat hij, door overmaat van bezigheid, mijn boek wellicht voor maanden niet zou kunnen drukken. Dit contrarieert mij ten hoogste. Ik moet weldra terug naar Amerika vertrekken
[5] en ik zou gaarne mijn werk in handen geven van een drukker die er terstond aan zou beginnen. Denkt U niet dat ik in Antwerpen een goede uitgever
[2]
zou vinden?
Ik hoop dat U mij daar wel een woord zult over schrijven indien U van iets wist en blijf in afwachting
[6]
uw toegenegen
Cyriel
P[ost Scriptum] Tot dus toe heb ik het U toevertrouwde handschrift nog niet terug ontvangen.
Annotations
[2] Cyriel Buysse, Het recht van den sterkste (Amsterdam, W. Versluys, 1893).
[3] Zie het hoofdstuk
P.H.S. van Vreckem, De invloed van het Franse naturalisme in het werk van Cyriel Buysse, (Brussel, T.U.B., 1968, en meer bepaald het hoofdstuk 'Het recht van den sterkste' (p. 91-115). Zie ook
A. van Elslander, 'Inleiding', in: Cyriel Buysse, Verzameld werk, deel 1, (Brussel, A. Manteau, 1974), p. XIV-XX; XXXVIII-XL.
[4] Later veranderde de aanvankelijk pessimistische en ietwat negatieve opinie van
De Bom over
Het recht van den sterkste, en zei hij dat hij overweldigd was door de kracht en de sterke visuele waarneming in dit werk, dat hij een
"vuistslag in den smoel onzer rotte samenleving" noemde. Zie
Emmauel de Bom, 'Een uit Vlaanderen'; in: De kroniek, I (10 febr. 1895), p. 53-54 en
Vlaamsch en vrij, III, nr. 6 (24 febr. 1895), p. 82-85.
[6] Van een eventueel resultaat werd niets teruggevonden.