Zaterdag 1 Aug[ustus] 91
Houwe!
Eerlijk gedacht, ge zijt toch een brave kerel, en ik ben boos op mezelven omdat ik u dien brief van eergisteren geschreven heb. Ben ik wat brutaal geweest, 't is maar om de zaak in éens af te maken. Geloof me, ik begrijp uw Sehnen zoo goed: we zijn toch allemaal menschen.
Met ons reiskaarten voor den pleiziertrein (Trier, Bingerbrück, Keulen, Aken, Bruss[el]) moesten we per trein reizen. Ik ben het gaan vragen in de statie.
Dinsdag zal Georg Dw[elshauvers], die het Rijndal langs alle zijden doorliep en den zomer doorbracht in Heidelberg, met mij over die reis kouten en ik hoop dat zijn ervaring ons zal profiteeren.
Het einde van uwen brief "vind ik beest", nà! Ge vreest dat uw armoê me zou vervelen! Omdat ik 20 fr. meer dan gij zal bezitten????? Vlak af gesproken: ik wil alleen met u op reis. Ge kunt niet gelooven met welk ongeduld ik naar den 16 Aug[ustus] wacht. Voor 't oogenblik haak ik naar u. Ge weet dat ik geen zeven maal mijn tong in mijnen smoel draai als ik een waarheid wil zeggen. En daarmêe uit.
Handdruk en -schok!
[[In plaats van een handtekening van Vermeylen staat een varkentje getekend, met een erg walmende pijp.]]
