<Resultaat 285 van 1419

>

Schurk!
Weet gij wel dat ik het smerig schandalig van je vindt me zoo maar moederziel alleen te laten in dit rotte nest dat Antwerpen heet? Misschien zijt gij heel boos op me, omdat ik uzelf in zoo lang niets schreef; misschien murmelt ge van "onmachtige" "zwakkeling"; misschien veegt ge heel en al uw botten aan me. Maar dat is toch geen voldoende reden om me niet te schrijven. Hebt ge me beestigheden toe te slingeren, vervloekingen toe te bliksemen — doe het, maar godverblomme, doe-d-e bakkes open, beest!
Na dit naturalistisch openingsstuk, de verteederde noot. — Ik heb daar zooeven, na den laatsten zin, in de correspondentie van Flaubert[1] gebladerd om een brief terug te vinden aan Bouilhet, waarin hij zijn "cher bougre" noemt "son unique déversoir".[2] Zoo 'n put zijt gij voor mij ook, en 'k ben thans weer zoo boordevol dat ik me moet uitstorten. Zie niet zoo zuur, omdat ik er maar één ken, die die functie kan vervullen.
Ik lijd stoffelijk, maar vooral moraal. Stoffelijk zoozeer, dat ik geen gelegenheid heb gevonden postzegels te koopen om aan u en aan Simons te schrijven. Moraal, omdat ik niet kan werken, uit gebrek aan wrijving met sympathieën; omdat ik totaal vervreemd ben in de menschen die mijn familie heeten; omdat mijn armzalige liefdeshistorie nog altijd mijn beste sappen opslurpt en me pijnigt, nacht en dag. Mijn kop gloeit gedurig als een oven, en staat niet naar den arbeid; toch heb ik wel wat gelezen, maar alles lijk gehakt stroo; nog heelemaal "Onmachtig." Ik ben die phase nog niet uit. Verders kotst me geweldig tegen de betrekking met de idioten op [2] de Volksbibliotheek. Ge kunt u niet voorstellen wat een foltering het is aan al die plebejers uren aan een te woord te moeten staan, en hun gedurig "ne schoênen boek van Ai.... mard, of van Consjaans" te moeten toeschuiven, als een machien, en dan hun naam en adres op een strontachtig papierken schrijven, het alles doortrokken van de akeligste geuren, en met herinneringen en evocaties uit de misselijkste achterbuurten. 't Is een vuns werkje, en 'k verwensch de van Rijswijcken en anderen die mij kennen en me niet, om een quaestie van herbergpolitiek, op de groote Bibliotheek hebben gezet.[3] Intusschen heel Antwerpe hangt mijn keel uit. De onbeduidendheid is hier onbeschrijfelijk. Gisteravond heb ik met van Aken eenige plannen beraamd om een tafel te vormen in den aard Jeune Belgique. Wilt ge gelooven dat we niet tot vijf konden geraken en dan maar éen letterkundige, en dan zouden die vijf nog niet allen lust hebben!! Ik wou maar dat ik in Brussel was, en met u en Jacques den bras van al die luidjes geven kon. Ge moet daar bepaald toch nog naar uitzien. Ik zal zoolang geduld hebben als 't noodig is. Latijn en een klad Grieksch zal ik leeren. Ik zou ook in Br[ussel] studeeren. We zouden samen leven. Op 't wijf in 't algemeen schijten, en 't wijf in 't bijzonder, nu en dan poepen.
Georg Dwelshauvers is hier geweest, en 'k heb mijn laatste 5 fr. met hem naar de maan geholpen. Wij sympathiseerden soms tot 3 uren 's nachts. 't Is een kerel naar mijn hart: zijn theorieën over de vrouw hebben me eerst verbluft (dat ondergeschikt wezen, zei hij, met superb medelijden) maar daarna begeesterd. Franck heeft den filister uitgehangen en ons dikwijls belet te genieten. — Ik heb heel den tijd Duitsch gesproken met Dw[elshauvers].
Ik hoop dat gij met Jacques nu toch wel haast eens overkomt, niet waar? Ik smacht naar jullie. 't Is de eenzaamheid die mij noodlottig is; 'k begrijp Ibsen misschien nog niet genoeg. De miserie is ook zoo 'n slechte raadgeefster.
En vertel gij mij eens wat nieuws. Wat van de Spectator, Simons, Gids, uw roman, Dwelsh[auvers]'s roman.[4] Van Leo... Ik zou u willen een poot drukken, door mijn venster [3] heen; maar 'k zeg u, voorwaar, indien ge me nog zoolang zonder tijding laat doe ik beestigheden waarvan België spreken zal!
Ik breng dezen brief nog ter post vanavond en wacht morgen avond al een dozijn bladzij opmontering. Hoe snel gij toch vergeet, gedome!
Dat Brussel!!!
Met een karvracht stompen
Mane

Annotations

[1] Gustave Flaubert, Correspondance (Parijs, Bibliothèque Charpentier, 1891 (4 vol.).
[2] R. Dumesnil noemt Louis Bouilhet "l'alter ego de Gustave" en schrijft verder over hun vriendschap: "Personne même n'est son ami s'il n'est en même temps celui de Bouilhet. Flaubert n'entreprend rien sans consulter Bouilhet, n'écrit pas une ligne sans la lui lire, ne fait pas une correction sans la lui soumettre... et s'il y a tant de comparaisons, tant de "comme" dans Madame Bovary, c'est bien la faute de Flaubert, mais c'est bien aussi celle de Bouilhet, grand ami de la métaphore." Zie R. Dumesnil, Gustave Flaubert, l'homme et l'oeuvre (Parijs, Desclée de Brouwer, 1932), p. 161-162.
[4] Zie hierover brief 166.

Register

Naam - persoon

Aken, Leo Van (° Antwerpen, 1857-11-30 - ✝ Antwerpen, 1904-01-11)

Schilder.

Portretten en volkstaferelen in naturalistische trant. Ook binnenhuistaferelen met een duidelijke invloed van A. Struys. Leerling van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, bij P. Beaufaux. Een der medeoprichters van De Dertien (Antwerpen 1891). In 1891 ook lid van Arte et Labore. Wilde met zijn kunst een sociale boodschap overbrengen. Goede vriend van E. de Bom. Zie ook Th.-B. en Bénézit.

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Bouilhet, Louis (° Cany, 1822 - ✝ Rouen, 1869)

Dichter.

Beste vriend van G.Flaubert, met wie hij samen aan het college van Rouen studeerde. Was voornamelijk geïnteresseerd in de opkomende l'Art pour l'Art-beweging. Begaf zich in 1854 naar Parijs waar zijn gedichten veel ophef maakten. Schreef ook een aantal drama's. Flaubert zelf verzorgde een inleiding tot zijn postume bundel Dernières chansons (1870); hij beschouwde Bouilhet, in wie men een voorloper van de Parnassiens kan zien, als een zeer groot dichter.

Dwelshauvers, Georges (° Brussel, 1866-09-06 - ✝ Parijs ?/?/, 1937)

Filosoof.

Broer van Jacques Dwelshauvers. Studeerde aan de ULB. Verbleef lange tijd in Duitsland waar hij leerling was van W. Wundt (deed o.m. filosofie aan de universiteit van Heidelberg van april 1891 tot het eind van het zomersemester). Werd in 1892 te Brussel speciaal doctor in de wijsbegeerte met zijn thesis Les principes de l'idéalisme scientifique, nadat een eerste proefschrift Psychologie de l'apperception et recherches expérimentales sur l'attention. Essai de psychologie physiologique. gebaseerd op zijn onderzoekingen in het laboratorium voor experimentele psychologie van W. Wundt, op principiële gronden was geweigerd. Was achtereenvolgens hoogleraar aan de ULB (1893-1918), aan de Catalaanse Universiteit te Barcelona (1918-?) en aan het Institut Catholique te Parijs (vanaf 1925). Publiceerde studies over J. Lagneau, H. Bergson en F. Nietzsche. Interesseerde zich ook voor het toneel wat zich uitte in studies over H. Ibsen, een vertaling van Goethes Iphigenies (1903) en een bewerking van Lessings Nathan der Weise (opgevoerd in het Théâtre du Parc te Brussel, 1904); schreef zelf ook een drama Ino (1913), geïnspireerd op Oedipus koning van Sophocles.

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.

Franck, Louis (° Antwerpen, 1868-11-28 - ✝ Wijnegem, 1937-12-31)

Advocaat en politicus.

Gloux, Olivier (° Parijs, 1818 - ✝ Parijs, 1883)

Eigenlijk: Gloux, Olivier

Romanschrijver.

Rijswijck, Jan Van (° Antwerpen, 1853-02-14 - ✝ Testelt, 1906-09-23)

Advocaat en burgemeester van Antwerpen.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Titel - krant/tijdschrift

Gids, De (° 1837 - °)

Cultureel en sociaal tijdschrift.

Jeune Belgique, La (° 1881 - ✝ 1897)

Literair tijdschrift.

Nederlandsche Spectator, De (° 1856 - ✝ 1908)

Weekblad.

Naam - instituut/vereniging

Stedelijke Volksbibliotheek (antwerpen)

Op 1 oktober 1866 werd in Antwerpen de "Stedelijke Volksboekerij" geopend om "naast de groote publieke bibliotheek" (d.i. de Stadsbibliotheek) ter beschikking te staan. Ze was voorlopig gevestigd in de "militiezaal", op de eerste verdieping van het stadhuis. In 1868 kwamen de twee bibliotheken én het Stadsarchief onder één leiding toen archivaris Pieter Genard ook in de functie van de overleden bibliothecaris F.H.Mertens aangesteld werd. In 1880 werd de "Sodaliteit" door de stad aangekocht en kreeg de Volksbibliotheek naast de Stadsbibliotheek haar eigen hoekje "in den rechter vleugel der gebouwen, tegen de Jezuietenbrug, met een bij zonderen ingang aan den gebroken hoek van de Jezuietenbrug en Wijngaardstraat". De nieuwe lokalen van de Volksbibliotheek in de Blindestraat werden ingehuldigd op 12 augustus 1895. In 1902 werd de Volksbibliotheek bestuurlijk van de Stadsbibliotheek gescheiden.