Ik had U om eenige minuten gehoor gevraagd. Thans ben ik verplicht U schriftelijk uit te leggen wat ik te zeggen had, plus wat zich bij de zaak in quaestie sedert een etmaal gevoegd heeft.
Ik had Uw welwillenden raad willen inroepen over 't volgende.
Door een lid der redactie van het Laatste Nieuws werd mij 't aanbod gedaan mits 3000 fr. een plaats als redacteur aan dit blad te aanvaarden.
Ik heb gisteren namiddag met de h[eren] Hoste en Leën in Brussel onderhandeld. Zij willen mij aannemen, maar eischen eerst dat ik een stage doe van 8 dagen.
Ook voor mij zou die stage voordeliger zijn, dan een minder zaakkundig toeslaan op een eerste voorstel.
Ik kom U dus twee dingen vragen:
- 1° dezen namiddag ten 6 u. met U een gesprek te mogen hebben.
- 2° of Gij voor mij van het Sted[elijk] College[2] een verlof van 8 dagen zoudt willen vragen om me toe te laten deze proeftijd te Brussel door te brengen.
Ik schrijf U dit op een koffiehuistafel met innige bede en schrift te willen verontschuldigen. Haast is er bij, omdat ik, indien het College niet morgen Maandag van de zaak kennis heeft, ik tot Vrijdag zal moeten wachten, wat geheel en al met mijn plan in tegenspraak is.
De heer Max Rooses is op de hoogte der zaak en keurt mijn stappen
[2]
goed.
Met innige verkleefdheid en warmen dank
Uw
Emm[anuel]deBom
Olijftakstr. 10.
