Jongen, jongen, wat draaft gij weer door, en nog al over een "?!" dat ik nergens te pas bracht. Stond geen apostrophe aan 't hoofd of in den aanvang van mijn schrijven, dan geschiedde zulks zonder bedoeling. Dat is zeker! Doch, ben-je niet mis? Zie 't nog maar eens na.
[1]
Wat dat stukje in
De Kooph[andel] betreft — ik bedoel dat van voor maanden — dat hadde ik nooit zoo opgenomen, ik herhaal het, hadden anderen het mij niet
slecht voorgelezen &
leeren lezen.
[2] Dat is
einfach dom, ik erken 't! Doch er kwam destijds nog allerlei
schijnbaars bij,
[3] en zoo kon ik
dom zijn, zonder al te groot gevaar, voor ....! Foei, ronduit gezegd: il n'y avait pas là de quoi fouetter un chat.
Over de niet-kunnenden zijn wij 't eens; alleen — wij moeten niet alleen mannen hebben die kunnen, maar ook die dat doen in overeenstemming met onze geaardheid als Nederlanders. Wie voor Frankrijk of Walenland werkt moet voor ons dood zijn, al kunnen wij zulken ook zeer hoogschatten. Selbstverständlich, hé?
Waar zijn, althans ons best doen
om het te zijn, natuurlijk! Doch, of het daarom noodig is dat wij, zoo weinigen als wij zijn, in elkanders haar plukken & in dat haar la petite bête zoeken —, neen, he
[4]? Nou, ik hoor je dan ook liever zeggen: elkaar steunen, opbouwen, schoren! Bravo, dat is mij uit het hart gesproken, en ik zeg het met u luide: onder dit opzicht gaven
Nieuwe Gids en
Jeune Belg[ique] ons een prachtig voorbeeld. Antwoord me eens gauw: willen wij morgen, Dinsdag, eens samen uit? Wilt gij mij rond half acht komen roepen? Dan praten wij verder. — Wordt Duimeke's lichtje grooter? Of wat is 't?
Ik ontving uw
Kooph[andel][5] — Heel oprecht dank! 'n Handje van
den zeer boozen
P[ol ]de[ ]M[on]t
Annotations
[2] Zie
Emmanuel de Bom, 'Rossi-voorstellingen. Voordracht Pol de Mont', in: De Koophandel van Antwerpen, 22 mei 1891, p. 3, getekend M..
De Bom liet zich over het algemeen lovend uit over deze voordracht, waarin de spreker vooral aantoonde hoe geniaal Shakespeare karakters tekende, en een
"interessante" bespreking gaf van Shakespeares filosofie over fataliteit en vrije wil. Wel noemde
De Bom de rede van
De Mont "nu en dan niet van eenig ongepast eruditie-vertoon of eenige professorale uitdrukking vrij te pleiten". [4] Ook uit zijn tijdschrift
Zingende Vogels bleek de compromis-houding van
Pol de Mont: zowel de vertegenwoordigers van de jonge literatuur die
Van Nu en Straks zouden stichten als de oudere generatie kwamen hierin aan het woord. Zie
G. Meir, Pol de Mont (Antwerpen, De Sikkel, 1932), p. 154. De jongeren zouden zich van hem afwenden en hun eigen weg gaan. Zie
Emmanuel de Bom, 'Pol de Mont, LXX', in: Dagwerk voor Vlaanderen (Amsterdam, Maatschappij voor goede en goedkope lectuur, 1928), p. 28. Zie ook
brief 177 (1891), noot 6.
[5] Pol de Mont had op 14 jan. 1892 in het Koninklijk Atheneum in Antwerpen een voordracht gehouden over
Midzomernachtsdroom van Shakespeare. Zie de bespreking daarover van
Emmanuel de Bom, 'Een Zomernachtsdroom. Voordracht van Pol de Mont', in: De Koophandel van Antwerpen, 16 jan. 1892, p. 2-3, waarin hij zich lovend uitliet over het ernstige en artistieke gehalte van
De Monts studie.