HILVERSUM
27 Jan 1892 6-7 V
WelEd[elgeboren] Heer
Emm[anuel] de Bom
10 Olijftak-
straat
Antwerpen
Emm[anuel] de Bom
10 Olijftak-
straat
Antwerpen
ANVERS
27 JANV 1892 6-S
Hilversum
Villa Minta
Wat zal ik U antwoorden? Er is in alles wat u mij zendt en zegt, zoo iets spontaans, zoo een oprechte drang om mij iets te vertellen en te geven, dat ik nauwlijks weet wat ik U antwoorden zal. Er is in mijzelven zoo weinig spontaans en ik heb het zoo lief bij anderen. Ik geloof, dat als ik U in de stemming, waarin ik nu ben — eene soort weekheid, komende uit vele oorzaken te zamen — veèl schrijven ging, ik U misschien te veel zoû schrijven, meer dan goed is en dan ik wil. U zoû zoo niet zijn, niet waar, U zoû misschien tòch schrijven....
Laat mij U dus maar weinig schrijven en vergeef me het luttele, dat ik u nu geef: ik schijn U iets gegeven te hebben in mijn boek en ben er blij om: zoo is het ten minste niet voor niets geschreven en geleden, mijn arm boek van geluk...[1]
En zoo genoeg, nogmaals mijn innige dank voor wat u mij gaf en zeide en geloof mij
Heer
Uw toegenegen
Louis Couperus.
Het zal mij plezier doen Uwe kennis te maken zoo ge hier komt, maar zal het U dat ook doen? U heeft u misschien een idee van mij gemaakt en U zal denkelijk een desilluzie vinden als U mij leert kennen. Zoo gaat het wel meer... Trouwens, u vindt me immers slecht, niet waar, omdat ik Cecile niet aan Taco gaf:[2] dus de désilluzie zal misschien niet heel groot zijn. Slecht? Maar het leven is soms ook slecht, en toch, toch soms niet zoo een groote désilluzie, als men eerst denkt.
En nu genoeg filosofie; wat zeg ik U allemaal, woorden, woorden, niets dan woorden!
Ik kan U toch niet zeggen wat ik U wil zeggen: ik kan dat nooit, ik kan het zelfs niet in Extaze.
Tot ziens en een hartelijken handdruk.