Ik heb dezen morgen
de Vlaamsche School ontvangen.
[1] Och arme! het is zoo middelmatig proper, bedaard en vervelend!
Franck's artikel is heel goed,
[2] & de verzen van
Simons zijn beter dan gij het raden liet.
[3] Maar dat "historeke"(in Brussel zegt men: "vertrekselke") van
Van Cuyck!!!
[4].... Hij schrijft lijk een bakkersgast. Het onderwerp van zijn koffersgeschiedenis werd al bewerkt vier eeuwen voor Christus. Maar er zijn eenige eigenaardig opgemerkte details: b.v. de redekaveling over korte en lange koffers (50 centimeter op de Zwitsersche en Italiaansche spoorwegen).
En dan die koperplaat!
[5] In welke wereld van 50 cent. lang leeft die
Buschmann, om de alledaagschheid van "zulkdanige" machienen niet te bemerken.
Het doek van
Farasijn was misschien heel goed,
[6] maar op de teekening kan ik alleen het onderwerp beoordeelen.
Jaak[7] zal eens colossaal lachen toen ik hem dat zal toonen: iedermaal dat we met ons twee naar buiten gaan wandelen ontmoeten we de een of andere "idylle", er dan hebben we altijd een mooi pleizier met de herinnering aan de officieele ververs die dat laatste-nieuw nog gebruiken (o.a.
Bastien-Lepage).
Ik heb een derden brief ontvangen (met 2 taalfouten maar ditmaal) van Signor
Buschmann. Hij wil het eerste gedeelte van mijn artikel niet opnemen,
[8] omdat het een "
pleidooi" is, waarop
een medewerker van de Vl[aamsche School] zou kunnen antwoorden!
[9] Ik geef natuurlijk niets meer, en heb dien kerel een brief gezonden, waarvan ik het brouillon hierbij voeg
[10]
[2]
De teekeningen
moeten natuurlijk verschijnen.
[11]
In
"Tybert de Kater" van gisteren waren eenige versjes over ons en het decadent-worden der
Vl[aamsche School].
[12] Kunt ge mij geen n
r afzenden?
Donderdag gedineerd met Victor Dwelshauvers (die over muziek schrijft en van Rusland komt), Em[iel] Verhaeren en Erasme Raway, de componist. Die Raway is de uitmuntendste type dien ik ooit gekend heb. In den tijd was hij een abt, maar hij kwam in opstand met den bisschop, verloor zijn geloof, werd positivist en liet eindelijk de geestelijkheid schieten, om alleen aan kunst te doen. Hij heeft een verrassende eruditie in wijsbegeerte, oude talen, kunsten, enz. Een caracteristiek iets: als hij zich met iemand bevindt die "in zijn botten is", dan wil hij niet slapen gaan vóór 3 u. 's morgens. Donderdag ben ik met hem heel laat gebleven. Rond 1 1/2 vonden we nog één staminee open. Maar de baezin ging sluiten en de stoelen stonden al op de tafels geschikt. We zijn gaan zitten onder den eenigen gasbek die nog brandde en — ó de neus van de baezin! — we begonnen heel gerust een oneindige discussie over metaphysiek, ontologie, de Summa van St Thomas van Aquino, enz. enz.
Ik heb hem van
Mortelmans gesproken, dien hij niet kent. Alhoewel ik misschien den "Boerendans"
[13] — zooals gìj dien uitlegt — niet genieten zou. Dat schijnt me van die
beschrijvende muziek, — die me nooit geestdriftig maakt — met procédés als
"de wilde winden waaien" van
Hiel, en de klokkenklank in een van mijn gedichten.
[14]
Hebt ge al "versleten" van den
Toon gelezen?
[15] Ik nog niet. Maar...
T'Sjoen heeft me gezegd dat het heel goed was. Dus! ...
Gisteren een goeien avond doorgebracht, in
de Distel. D
r Am[and] de Vos,
Pol Anri,
Vercoullie waren uitgenoodigd om een lezing te geven, alsook een zekere m'neer
Prenau van S
t Truiden (dàt inviteeren ze!!). Flachet moest ook komen spreken (over...
Letterkunde en Politiek!), maar wij moesten zijn afwezigheid diep betreuren.
[16]
Wazenaar las de reclame-inleiding van zijn nieuw boek:
[3]
Een officier geworgd in het Belgisch leger (niet lezen: een officier geworst...) Het is een persoonlijk pamflet onder den vorm van een roman. In die machienen is de kunst altijd maar bijzaak. Eenige bladzijden nochtans zijn nijdig-schoon geschreven.
Ik wilde voorgesteld worden door Brans, om Waz[enaar] te intervieweeren, maar Brans weigerde. Hij vindt dat Buschmann ons zonder aarzeling aan de deur moest werpen.
Pol Anri heeft alleronbeduidendste dingetjes gelezen in den trant van Jean-Baptiste Rousseau of Lefranc de Pompignan. Hij sprak daarin van "Phoebus' gloed" en "Philomele's klacht". Alles "grauw en flauw". En banaal!
Emm[anuel] Hiel was daar... en
Brans presideerde. Ge weet dat het twee aartsvijanden zijn. Alle tien minuten werd er eens getwist.
[17] Hiel beoordeelde heel luid de stukken, gedurende de lezing.
Pol Anri las "Stella d'amore", een sonnet. En een barsche stem kwam breedgalmend uit den baard van den bard:
"Waarom kun-de dat in 't Vlomsch ni zeggen?" Van tijd tot tijd, in de groote stilte waarin alleen de stem van
P[ol Anri] zong, hoorde men klinkend vallen, altijd van uit dien smerigen baard:
"Wèl! — heel wèlll! —" Kortom, een echte vaudeville.
Maar het gelach werd homerisch, toen bovengemelde m'neer Prenau optrad, en zegde dat hij ook zijn "voyske" zou laten hooren na "de gevoelige poezie van Mijnheer Anri, en...... de nachtegaalszangen (!?!?) van Mijnheer De Vos" (sic). En toen, toen werd er iets ongehoords uitgegalmd, het allerslechtste en allerbanaalste waarvan ik ooit kennis kreeg. De Prenau (een boerenjongen met een dikken kop gefriseerd en gepommadeerd als van een haarkappersgast) las onder and[ere] een ode met het volgend refrein:
Och! Clotiltje, zoet Clotiltje!
Breng mij nog een potje bier!
Na het lezen van een twintigtal verzen was heel de zaal aan 't schateren en aan 't giegelen en aan 't proesten. Ik werd er ziek van. Brans zelf kon niet ernstig blijven (hoewel hij me
[4]
later gezegd heeft dat ik "die gezonde poezie" niet genieten kon). Er klonken St Truidensche naïveteiten in dezen trant:
Voor een kus, o zoet Clotiltje,
gaf ik gaarne een emmer bloed!
Een geërgerde stem: oh! oh!... — Ik, met het stemgeluid van Maantje: "Wèlll!" — Ik dacht dat we daar aan de deur gingen vliegen.
Ik heb nog dit opgemerkt. (Die Prenau wilde zeggen dat de meisjes van St Truiden geen poppen zijn en veel kunnen werken):
Ons meisjes, zij zweeten ferm,
Geen meisjes kunnen 't beter!
O! de gezonde poezie!!
Hadden we ons blad, we lieten die gedichten daarin verschijnen.
Van dat blad gesproken: ik ben het niet eens met u. In een tijdschrift moet vooral zuiver kunstenaarswerk verschijnen, en we kunnen dat niet vullen met ons proza. We zouden daarin niets dan fragmenten plaatsen. Een blad, in tegendeel, kan gevuld worden met critiek. Het is vooral de critiek die ons muf wereldje moet omwoelen. We zouden moeten een blad hebben dat alle weken of alle twee weken zijn woordje zou zeggen. En met teekeningen: dat lokt aan, dat kost niet veel duurder en dat verhoogt den abonnementsprijs. Een blad kost ons minder, en zou meer abonnenten hebben, dan een tijdschrift.
Voor mij, bestaan er maar twee uitgaven die recht op hun pooten zouden staan:
- 1° dat blad, om te strijden en onze gedachten te verspreiden
- 2° een tijdschrift dat maar tweemaal per jaar zou verschijnen, onder den vorm van een bundel met ernstig werk. Dan zouden we niets dan ernstig werk leveren, en geen fragmenten.
Op elk boekdeel zou 1 men afzonderlijk inschrijven, daarmee zouden 2 de abonnés niet gefopt worden. We zouden 3 kunnen beginnen met het uitgeven van zoo een bundel, waarin we eenige artikels zouden 4 plaatsen over de kunstbeweging in het jaar, en mijn literair onderzoek. Ik geloof dat het zou 5 gerucht maken. Daarna komen we voor de pin met ons blad.
[5]
Hoe vindt ge dien titel (voor 't boek): Eenigen van nu en morgen. En voor 't strijdblad: Het voorste bootje?
Aperpooo, ik heb nog niets ontvangen van C[yriel] Buysse. Ik hoor ook niet meer spreken van Simons.
— Ik heb
Axël gelezen, van
Villiers de l'Isle-Adam.
[18] Dat heeft me zoo hoog geplaatst boven de onbeduidendheid van ons wereldje dat ik naar beneden keek met medelijden. Men zal toch eens erkennen — enfin! — dat die
Villiers een der grootste genieën van onzen tijd is.
Ik heb ook
Ruysbroeck gelezen. De inleiding van Maeterlinck is meesterlijk.
[19] Sedert eenigen tijd lees ik veel mystiekers. In die zoogezegde "nevelachtige" mystiekers vindt men misschien nog de klaarste waarheden. Maar vertel dat eens aan menschen die alleen in het
wezenlijke bestaan en niets anders kunnen zien in het leven!
— Ge schrijft me dat ge alle avonden bij uw Dulcinea zit... Hi! hi! hi ! ....
Geen nieuws meer van Léo. De "gelukkige vader" wacht met kalmte de gebeurtenissen af.
— Hebt ge nog niet kunnen vernemen welke de oeconomiekste wijze is om van Antwerpen naar Lisboa ofte Lisbonne te varen? Dat is voor u geen groote moeite.
[20]
Schrijf me eens dees week meer dan ge sedert veertien dagen gedaan hebt.
P[ost Scriptum] — Nog een herinnering: gisteravond, in zijn einde-speech, sprak Brans een pleizierigen lapsus uit: "... wat de heeren de Vos, Anri, Vercoullie en Prenau hier dezen avond gepleegd hebben... enz."!