Ik wou, dat ik je opbeurends schrijven kon. Maar ik ben zelf heel gedrukt. Toekomstzorgen — Een collisie van omstandigheden. Ik heb nu tijd noch lust je dit raadselachtige te verklaren. Zoo straks moet ik de stad uit; de tijd die me overblijft, heb ik noodig voor een correspondentie, die me nader raakt dan de jouwe.
[1] Vind me niet al te egoistisch nu, maar ik heb op
[']t moment zooveel met m'n eigen zaken te doen, dat ik waarachtig geen hoofd heb voor die van anderen.
Hierbij den brief terug, die van veel ellende spreekt.
[2] Maar beste kerel, ik vrees dat jij jezelf in dezen laat meesleepen door overgevoeligheid. Ik verdenk
háar volstrekt niet van vertoonmaken en geloof graag op jouw woord dat zij au fond eerbaar en fatsoenlijk is. Dat zij buitenechtelijk 'n kind heeft doet natuurlijk niets af. Toch kan ik me nog niet voorstellen, wat jij dan voor haar geweest bent als zij zoo van den ander hield als nu blijken moet. Intusschen, ook dit doet er niet toe. Hoofdzaak is: haar helpen met werk. Het eenige middel is, dat zij probeert buffetjuffrouw te worden in een net restaurant, of koffiehuis. Haar voorkomen, manieren en gestalte zijn daarvoor zeer gunstig; en — wat in een magazijn of winkel dadelijk een beletsel wezen zou — het hebben van haar kind, zal dàar voor minder hinderen. Zij kan daar heel fatsoenlijk zijn en behoeft zich niet te verkoopen als zij niet wil. De eenige vraag is: zal zij genoeg kunnen verdienen voor haar en haar kind? — Ik denk dat zij niet meer dan f300- winnen zou en dat is weinig. Maar kent zij niet een vak, als modiste of naaister?
[2]
Schrijf me eens nader omtrent haar afkomst en kundigheden; dan kan ik je beter raden. En houd het hoofd boven water en doe geen dwaasheden onder den indruk van het oogenblik. Dat je haar niet verlaat in deze omstandigheden — als je anders deed was je een gemeene egoist; maar drijf je naastenliefde niet te ver.
Ik kan heusch niet langer schrijven. Hand! — Leo