Proficiat voor uw
breed en diepgedacht artikel
[1] in het
sociaal weekblad, Zondag morgend heb ik het blad gekregen, graag had ik U willen antwoorden op het zelfde oogenblik, maar er was nog te veel werk op de plank tot vandaag, daarom antwoord ik nu eerst.
Mag ik U eene opmerking maken? Zooals meestal de studies die ik tot nu toe over dit punt gelezen heb, vind ik er iets onvolledigs in. Inderdaad, niet alleen de slechte hoedanigheden der massa moeten onderzocht worden, ook hare goede hoedanigheden, hare Noodzakelijkheid moeten bestatigd worden. Maar hier ook vindt men de "onvereenbaarheid" zooals gij dat noemt tusschen de Individu en de Massa: de individu veracht de massa, hij vindt haar kinderachtig, bederfelijk, slecht — de massa of hare verdedigers vinden haar groot, reusachtig in de gevoelens zoowel als in de uitvoering. Mijne meening is dat het idée Individu zoowel als het idée Massa noodig is voor de vooruitgang. "Kweekt individuen!" roept de individualist; maar hoe dat? moet de massa niet eerst overtuigd zijn dat zij "un besoin" eenen nood heeft? En denkt gij dat gij zult overtuigen met iederen man afzonderlijk te spreken? noch zou hij daar tijd moeten voor hebben? En wat zal dan het uitwerksel zijn? Als de nood harder en harder zal beginnen te dringen, dan zal men de massa van zelfs zien ontstaan. Zoo denk ik dat wanneer men de individualisten alleen liet doen, er slechte massa zou ontstaan. Wat doen nu de verdedigers der massa? Voór zelfs dat de nood somtijds werkelijk daar is, dan zijn zij reeds daar om de massa te vormen, geen vrees dus dat dan de massa hare dreigende overheid zal nemen, liet men hen echter alleen begaan, dan komt er van zooals gij zegt, maar die mannen die zich verzamelen, beginnen te denken, zij zien elkander en leeren menschen kennen, zij worden "individuen" — en zoo komt het dat zij dan weldra hunne leiders overboord werpen.— Denken en uitvoeren is twee, dat zegt gij ook, en het is aardig te moeten zien dat hier juist het tegenovergestelde van wat het doel was bereikt wordt.
[2]
Waarom? omdat enkel individualist zijn, zoo onmogelijk is als enkel "massaliefhebber". Mocht ik mijne meening in een figuur afschilderen ik zou zeggen dat onze sociale weereld een bootje is waar twee riemers in zitten. Zij riemen overhand, en juist langswaar de eene riemt, daar verwijdert hij zich van, dan begint de andere, en zoo gaan zij Zig Zag vooruit — Wanneer zal het oogenblik komen dat beiden, hunne wederzijdsche macht kennende, te zamen in de rechte lijn zullen varen? Ik denk dat de tegenwoordige wending van onze socialistische partij dit doel nadert; met syndicaten te stichten, zij vormt de bijeenkomst, de massa, en in het bestieren van zijn syndicat vindt de werkman het middel om individu te worden. Maar...... wie weet of de samenwerking van individualisten en communisten wel eigenlijk mogelijk is? De overtuiging dat het individualisme alleen goed is, geeft den individualist zijnen iever: het denkbeeld dat de massa alleen groote werken kan uitvoeren, drijft den anderen. Om elkander verduldig te kunnen leiden zou veel philosophie noodig zijn!
In alle geval, zegt niet, O individualist, dat
"leiders, drijvers, opruiers onschadelijk moeten gemaakt worden"; naar mijne meening vertellen zij niets goeds, maar zij verrichten veel goeds
indirectement wel te verstaan. Individualisten denken veel goeds, maar de uitvoering is meestal hunne zaak niet. Ook, in de openingszitting van onzen
Cercle d['] E[tudes Sociales] drukte
De Brouckère hierop dat
"les hommes d'action" nooit geen
"hommes d'études" zijn en
réciproquement.
[2] De tijd is daar, zegde hij
[,] dat zij elkander moeten leeren kennen en achten
"Geen daad heeft waarde, of zij moet in eigen bewustzijn haar oorsprong vinden[".] Daar zou ik veel over te zeggen.... maar nog meer over te denken hebben, want ik ben er niet gansch van overtuigd, hoe waar het U ook moge schijnen.
Nu vriend De Bom, vraag ik U om verschooning zoo rap uw artikel te moeten hebben ontleden. Ik zou er methodiek willen over klappen, maar ik denk dat wij daar nog wel eens gelegenheid zullen om hebben. Ik zal uw nummer morgen weder zenden, zeker hebt gij het van doen. — Vergeef mij U veroordeeld te hebben mijn slecht geschrift en mijn afschuwelijke taalfouten te moeten lezen, het zal u veel pijn aan ooren en oogen gedaan hebben, Pardon.
[3]
Over den imbécile
[3] heb ik bijna niets meer kunnen weten, want hij is naar Gheel zoo het schijnt: nog een trek, maar hij is niet zeer lumineus: Nikolas stond aan de vaart, de brug werd opengedraaid om een boot te laten doorgaan,
"Waarom,["] ging hij naïef aan den garde vragen,
["]laat men den boot waar 3 menschen op zijn eerst door, terwijl de tram waar er twaalf in zitten moet wachten?["] —
Het feit dat hij bij eenen eigenaar is gaan bellen is zeker gebeurd. Voilà al wat ik U daar nog over kan zeggen.
Vermits gij er U aan interesseert heb ik mijne andere nota's nagezien, ik heb niet veel gevonden: dit alleen is misschien aardig te ontleden: een beambte van het paleis moest naar de statie bevelen dragen om alles te doen bereiden voor een uitstapje van den Koning naar Ostende. Wat doet hij? onderwegen geraken zijne zinnen op den hol — hij gaat zijn lief halen, en trekt met haar, zelf naar Ostende. daar blijft hij drie dagen, en dan zendt hij zijn ontslag Hij mocht toch ook eens Koning zijn!
Ik heb
Delmer hooren spreken
[4] over
Ch[arles] De
C[oster] en
Cam[ille Lemonnier], op het Volkshuis! Vraagt geene uitleggingen, die tiep is te gemeen! Zoo loopen er ongelukkig te veel! niet waar?
Nu vriend
de Bom, zoo haast ik nog eenen zaterdag avond in Antwerpen ben, mag ik aan uw broeder
[5] zeggen dat ik U gaarne zou spreken? Dan zal ik zien wat nieuwe zottenfiguren mede te brengen.
Uw
F[rits] Sano
Brussel 24-1-93.
Annotations
[2] Misschien bedoelt Sano de promotievoordracht van
L. de Brouckère te Antwerpen bij de oprichting van de
Cercle d'Etudes Sociales op 16 febr. 1892. Waarover ze precies handelde, is niet bekend. Zie de
Journal des étudiants de l'Université de Bruxelles, IV, 44 (19 nov. 1892), p. 2:
"La conférence de propagande d'été donnée par votre tant dévoué camarade Louis De Brouckère". Het zou eventueel ook kunnen gaan om een toespraak bij de aanvang van het tweede werkingsjaar van de
Cercle (de brief dateert immers van 24 jan. 1893), waarover evenwel geen informatie werd teruggevonden.
[4] Louis Delmer sprak over de literaire en sociale invloed van het werk van Charles de Coster en
Camille Lemonnier op zaterdag 21 januari 1893 te Antwerpen. De lezing was georganiseerd door de
Cercle d'Etudes Sociales in het Antwerpsch Koffiehuis om 20.30 uur. (Zie
De Koophandel van Antwerpen van 19 jan. 1893 (p. 3), van 20 jan. 1893 (p. 3) en van 21 jan. 1893 (p. 3).
Delmer hield dezelfde lezing ook in het Brusselse Volkshuis, tijdens het winterseizoen 1892-1893 van de 'Section d'art et d'enseignement de la Maison du Peuple'. De exacte datum kon niet worden teruggevonden. Zie de
Annuaire de la Section d'art et d'enseignement de la Maison du Peuple (Bruxelles, E. Blondiau, 1893), p. 5 en 8.
[5] Wellicht zijn studiegenoot Jozef de Bom.