Dat kaartje dat ge mij zendt is weeral zoo raar! Ik weet waarlijk niet hoe u te schrijven, in uw vlaagjes van sentimenteelerij. Waarom verbiedt gij me van uw "Kamers" te spreken?
[1] Dat verbod is me overigens wellekom, want ik heb een verkoudheid gekregen, & zit met verschrikkelijke hoofdpijn: ik zou op dit oogenblik niets anders dan flauwen zeever kunnen verkoopen. Ten andere,
van Lang[endonck] zal u schrijven.
[2] — De opdracht is heel lief, het stuk... Enfin, ik zal maar zwijgen!...