12 Maart 1893
Vriend Bomius
Ik verneem met spijt dat gij in de longpijpen zijt geraakt, maar ik hoop dat het al veel beter met U is. — Zaterdag was het mij eene duure plicht (twintig franks) op de Austro-Hongaarsche vertooning aanwezig te zijn...[1] En Nietzsche moest verre mijlen van mij verwijlen. — Overigens moet hij er nietsch mede in zitten, aangezien hij maar voor zeven menschen schrijft. Ik heb zoo nog een boek van eenen duitschen dichter en philosoof liggen. Voor hoe veel menschen hij eigenlijk schrijft weet ik niet, want ik had sinds drij jaren de tijd nog niet, zijn boek open te slaan.
Dit belet niet dat ik er wel meer zou willen van vernemen, (want Nietsch moet toch wel ietsch te zeggen hebben), — Alhoewel ik mijn God liever op den berg aanbid, dan in miesere kapelletjes! — Kom mij dan eens bezoeken! 't zij zondag of een avond der volgende week, en genees ras! — ras! — ras! —
Uw D[ienstwillige ]D[ienaar]
F[rans]Gittens
Annotations
[1] Met deze vertoning bedoelt Gittens de première van het stuk Pelops, het eerste deel van de trilogie Hippodamea (tekst van Iaroslaw Vrchlicky, muziek van Zdenek Fibich) in de Nederlandsche Schouwburg van Antwerpen op maandag 6 maart 1893 om 19.30 uur, en dus niet op zaterdag, zoals Gittens schrijft. (Zie L' Art Moderne, XIII, 11 (12 maart 1893), p. 86 en De Koophandel van Antwerpen, XXX, p. 64-65 (5-6 maart 1893), p. 3).
Tussen het derde en het vierde bedrijf hield Gittens een Duitse redevoering ter ere van mevrouw Fibich, echtgenote van de componist, die voor deze opvoering was overgekomen uit Praag. De tekst van deze rede verscheen in: 'Nederlandsche Schouwburg; lyrisch drama', in: De Koophandel van Antwerpen, XXX, 68 (9 maart 1893), p. 3, B-C. Een verslag over de manifestatie vindt men in 'Lyrisch Drama; Pelops', in: De Koophandel van Antwerpen, XXX, 67 (8 maart 1893), p. 3, B-C en 'Pelops', in: Het Volksbelang, XXVII, 10 (11 maart 1893), p. 3.
