Facsimile's
MARTINUS NIJHOFF
's Gravenhage
's GRAVENHAGE, 28. Juli 1893.
Amice,
Ik zend u met deze zelfden port een postwissel voor uw mopje.[1]
Wat beeldt gij u toch in over mijn onhartelijkheid of boos zijn? Als ik wat kort schreef, moet het geweest zijn, dat ik weinig tijd had. Buitendien ben ik weinig op de hoogte van uw strijd met de anderen. De laatste maal — 't was bij het Rooses-feest — heb ik er wel op hooren zinspelen, maar het ware er niet van gehoord.[2] Ik vermoed echter, dat 't niets anders is dan wat wij in de laatste jaren doorgemaakt hebben met den zoogenaamden Nieuwen Gids.
Geloof mij, alle kritiek, alle polemiek, al het hooghartig schelden brengt de kunst geen stap verder. Doe wat, maak wat, geef het den volke, en wacht. Zoo gij het met ouderen of anderen niet eens zijt, laat ze dan wat wij in Holland noemen — in hun vet gaar koken. Met groffe woorden zal men de aristocraten van den geest nooit winnen.
Uw tijdschrift is hier, eerlijk gezegd, niet meêgevallen, 1° omdat de illustraties niet waren wat men verwachtte, en 2° omdat er — ik heb het dikwijls gezegd — een water is, dat Moerdijk heet, en aan weêrszijden wonen geheel verschillende menschen. Het is het verschil tussen Rembrandt en Rubens. Dat is niet weg te cijferen. Slechts zij, die zooals ik, nogal eens daarginds komen en de beste Vlamingen tot hun vrienden rekenen, leeren jelui apprecieeren en houden dan ook van dat volbloedig Vlaanderen, dat zoo lekker bruisen kan en doorslaan. Maar in het groote publiek zullen de Vlamingen nooit groote sympathie wekken. Gijlieden hebt nog voor een groot gedeelte onze 17e eeuwsche zeden, en geloof mij, dat is een compliment, want toen was Holland groot. Wij zijn meer afgesleten en meer verfranscht dan gijlieden, die den Franschman tot buurman hebt.
Ik hoop, dat gij gelegenheid vindt naar Arnhem te komen.[3] Dan zult gij dat zelf leeren inzien in de meest aristocratische stad v[an] het Noorden. Kunt gij er niet heengaan als verslaggever van
[2]
een courant of tijdschrift, of als afgevaardigde van een of andere kring?
Zie dat gedaan te krijgen, want 't zou mij en velen hier veel genoegen doen u te zien.
Wees intusschen gegroet van
Uw
P[ieter ]A[ndreas ]M[artin]Boelev[an]Hensbroek
[1] Van De Bom verscheen rond deze periode alleen 'De Barbaren' in de De Nederlandsche Spectator. Zie brief 181, noot 2. Hoogstwaarschijnlijk is het dit stuk dat bedoeld wordt met "mopje", ook al omdat Boele Van Hensbroek de plaatsing ervan op een erg eigenaardige manier verantwoordt in brief 181.
[3] Nl. naar het Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres. Zie brief 171, noot 2.
Indextermen
Naam - instituut/vereniging
Nijhoff, MartinusNaam - persoon
Boele van Hensbroek, Pieter Andreas MartinBom, Emmanuel de
Rembrandt van Rijn
Rooses, Max
Rubens, Peter Paul
Naam - plaats
ArnhemDen Haag
Titel - evenement
Banket Max Rooses 1892Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres (22ste)
Titel - krant/tijdschrift
Nederlandsche Spectator, DeNieuwe Gids, De
Van Nu en Straks