6 [september] 1893
Amice!
Het doet me waarlijk spijt u nergens meer te kunnen ontmoeten, reeds 2 Zaterdagen zoek ik u te vergeefs op de Meirplaats. Alle Zondagen kom ik naar Antwerpen, doch 'k vind u nooit. Buiten Aimé Geens zie ik niemand meer! Deze komt me regelmatig op mijn bureel bezoeken en heeft me daareven de proeven van zijn vertaling van Van Eedens
Ellen vertoond, vertaling die onder den titel van "Poésie Néerlandaise" in de September-aflevering van
la Société Nouvelle moet verschijnen.
[1] Zijn werk is geschreven in zeer melodieuse, witte en vrije verzen, en, alhoewel den origineelen rythme veranderd is blijft het geheel van een verbazende welluidendheid, waartusschen de diepe philosophie van Van Eeden zich statig beweegt;
— Hier en daar nochtans een onjuiste opvatting, lijk
O mijn lief Ellen! — O mijn sterrekind!
dat hij vertaalt door:
Ma chère Ellen, o mon étoile-enfant enfant-étoile ware veel juister maar was ook minder welluidend. Zoo ook zegt hij ergens âme-clochettes (zieleklokjes)!
Maar volgaarne zal Van Eeden — wien hij vandaag geschreven heeft, hem dàt vergeven bij 't zien van de groote moeielijkheden die hij te boven is gekomen.
Daar nu, mijn beste Vriend, in die vertaling van Geens, kunt g'een voorbeeld vinden van hetgeen ik door le vers libre verstâ: geen techniek, geen wetten van metriek niets, niets dan harmonie zoo ook verstaan Retté, Carrère, Kahn, Verhaeren, Mockel en Vielé-Griffin hun vrije verzen, denk ik. Vergelijk hun verzen: zij zijn zóo welluidend en toch allen zijn verschillend in hun procédés. Verhaeren werkt met toonslagen; bij Kahn vormt elken regel een gedacht in zachte saamgesnoerde woorden gezegd. De anderen begrijp ik zelf niet! 'k Voel alleenlijk de lichte zuiverheid van hun fijn-opzingende
[2]
klanken. Ik denk soms dat Retté nog een Parnassien is, een veel-durvende Parnassien in elk geval!
Vanmorgen kreeg ik
Swanhilde van Vielé-Griffin
[2] in handen en ik kan u niet nalaten, mijn Beste, alhoewel mijn brief al heel, heel lang wordt, u een paar
str[ofen] aan te halen:
Forge un beau fer, c'est selon le sort:
Flèche ou faux qui sait s'il sera!
De l'amour qui veille de l'amour qui dort
La flèche ou la faux te doivent blesser de même
Entre la flèche et la faux qui s'aiment
Pose un baiser, il saignera!
File un beau lin, blanc comme un beau corps
Morte ou vive la fille qu'il couvrira?
Drap ou maire? on ne sait pas encore;
Entre la Mort et la Vie qui s'aiment
Verse ton sang, tu en mourras!
Baise sa joue d'un long baiser encore,
La Mort et l'Amour te le revaudra
Sème à sa joue un baiser pour l'Eclore
En pudeur rouge ou en paleur blème
Entre le lys et la rose qui s'aiment
Verse une larme, elle perlera!
Welke melodie, niet waar?
Laat me eens wat nieuws weten. Wat nieuws van het Congres? Ik heb slechts een niets-beduidende correspondentie in
den Koophandel gelezen!
[3] Wanneer kan ik u eens komen vinden??
Van Harte je
Victor de Meijere
Annotations
[1] Frederik van Eeden, 'Littérature néerlandaise; Ellen, in: La Société Nouvelle, IX, T.2, CV (sept. 1893), p. 377-383; vertaald door Aimé-P. Geens.
[2] Swanhilde (1890-1893), toneelstuk in verzen van Francis Viélé-Griffin. Zie ook
Francis Vielé-Griffin, Phocas le jardinier, précédé de Swanhilde, Ancaeus, Les Fiançailles d'Euphrasine (Paris, Mercure de France, 1898 (2), p. 77-144.
[3] In
De Koophandel van Antwerpen, XXX (29 aug. 1893); (30 aug. 1893); (31 aug. 1893) en (2 sept. 1893) verschenen niet-ondertekende correspondentieverslagen van 'Het XXII
e Nederlandsch Congres'. In
De Koophandel van Antwerpen, XXX (3-4 sept. 1893); (10-11 sept. 1893) en (17-18 sept. 1893) verschenen nog artikels en open brieven ter verdediging van 'Het Vlaamsch Tooneel in België', dat op het congres was aangevallen door
J.T. Grein. Zie de
Handelingen van het congres (zie
brief 199, noot 2), p. 241-242.