kopie
19 Sept[ember] 93.
Mijn beste Louis!
'k Zit op mijn kamer na te denken over mijn stom leven, dat 'k maar niet naar mijn eigen wil kon regeeren tot nu toe. 'k Heb een onderzoek van consciencie gedaan en bevonden, dat ik tot over de ooren in de schuld zit: 500 francs! — Dit moet ophouden, en van heden-af zet ik daar een streep achter. Met energie wil ik daartegen ingaan en mijn leven naar mijn schulden inrichten. 'k Moet ù thans 150 francs. In de 500 zijn insgelijks begrepen 100 francs, die 'k de onvoorzichtigheid heb gehad in een gewonen brief te steken en zoo naar
Vermeylen te zenden ('t was van het tijdschrift), de brief is terecht gekomen, en 't geld was er niet in; we verliezen ons in gissingen; dit is nu al 4 maand geleden, maar, ten slotte, blijf ik daarvoor verantwoordelijk en ik heb mij verbonden dat geld, als ik kan, te storten! —
[1]
Hoe nu, denk ik na, aan deze som te geraken? 'k Dub, en bemerk dat ik, met den besten wil van de wereld niet vlot kan geraken vóor 1 Januari 1895, d.i. indien ik elke maand 30 francs afkort — de helft van wat mij, nà betaling van mijn pensioen bij mijn zwager, overblijft (dan moet ik zelf nog betalen: linnen, kleederen, schoenen en derg[elijke])
'k Bedenk dit: kon ik een middel vinden om die schulden tot een eenheid te herleiden. Daardoor geraakte ik toch tot een simpeler positie; 'k zou niet links en rechts vragende oogen op me voelen drukken en vooral aan zekere lui, die 'k niet mag, geen verplichtingen meer hebben.
Zoo kom ik tot u, om raad. Aan mijn familie kan ik niets vragen. 't Zou een geschreeuw zijn. En ze zouden 't niet kunnen. Er is wel
een getrouwde broer die er goed voorzit,
[2] en die me zou kunnen helpen, maar ik geloof dat hij 't niet doen zàl. 'k Ben met z'n vrouw sinds
[2]
jaren gebrouilleerd om zoo'n zaakje, en ik kom er niet meer aan huis sedertdien.
Kent gij onder uw cliënten niet soms een goeie kerel, die bereid zou zijn een zaak te maken, d.i. mij de 500 te leenen, mits een te bepalen intrest?
Nu 'k zin op een serieus nieuw leven, zie 'k geen anderen uitweg als deze combinatie. 't Zou wel stoffelijk op 't zelfde neerkomen als een regelmatige afkorting zonder nieuwe leening, maar o die negen koppen van den draak der schulden; als je éen hoofd afslaat dan grijnst de andere met zijn groote bakkes je aan! Ik zou een draak met één kop willen. Begrijp je?
't Is misschien kinderachtig van me, maar ik zou dit nù niet gaarne mondeling met u bespreken; 't zijn altijd geldzaken waarover ik met u praat, en op den duur zoudt ge me misschien een beetje gaan minachten.
Dat ik me tot ù wend, je zal wel voelen waarom. Wie zal me beter begrijpen, en wie van de anderen zou niet burgerlijk den neus ophalen voor mijn vergevorderde en precoce perversiteit — nú al in zóo 'n schuld steken??
Gij kent mijn vorig leven wat, en weet dat 'k nooit dit geld om eigen fantasietjes of liefhebberijen vroeg, maar om
iemand te helpen, wat ik toen meende te moeten.
[3]
Schrijf me eens ernstig hierover, Louis, en vooral wees niet boos op me
Uw
Mane de Bom
Dahliastr[aat] 21