Ge weet wel,
Mane, dat wanneer ik u niet schrijf, mijn stilzwijgen niet mag geweten worden aan luiheid. De waarheid is dat ik geen tijd vind (het laten verschijnen van het 4
e n
r kost veel moeite, — & ik moet vóór Dinsdag (begin leergang) een werk afmaken). Wees niet te boos op mijn laconisme (?). Ik zal u alleen
Zondag namiddag kunnen schrijven. Ik moet ook nog altijd antwoorden op een brief van
Simons van 3 october.
[1]