Zondag 15 October 93
Houwe,
Ik heb dezen morgen den doorgoeden & allerdeftigsten Schamelhout gezien: hij zei me dat ge er nog altijd blij & "koerazjeus" uitziet, vol kracht om het werk, kortom, heel-en-al herschapen. Allo, da's goed! We gaan dezen winter eens fameus zijn. Er zal genoeg te doen zijn, geloof ik. De groote zaak is dat we nu elkaar meer zouden zien.
Ge zult me een embêtanten knorrepot achten, maar die briefwisseling met Clara verveelt me. Na de laatste epistel die ge haar geschreven [hebt], was het wel besloten dat ge haar in 't geheel niet meer zoudt antwoorden. Die epilogen duren een beetje lang, & hebben altijd een vervolg, schijnt me. De brief die ge nu gekregen hebt toont alleen dat zij een hoer is, een smerig wijf die voor u niet de minste achting heeft of gehad heeft. Verleden week hebt ge me gezegd dat ze waarschijnlijk zwijgen zou, "want zij is toch fierder dan de meeste van haar soort". En ge hebt er bijgevoegd: "Dit alles doet u weer grijnslachen". 'k Geloof het wel! Ge ziet nu dat ik geen ongelijk had. — Om haar nu "alle lust tot verdere briefwisseling te ontnemen" hadt ge maar een ding te doen: zwijgen. Waarom wilt ge haar "haar smeerlapperij doen voelen"? Literatuur! Enfin, ik zit hier weêr te zaniken, hoewel ik weet dat ge nu geen predicatieën noodig hebt.
Nog iets: ge hoeft haar heur brieven niet terug te zenden. Steek dat allemaal in de kachel. Vermits ge radicaal afgebroken hebt laat ge van u niet meer hooren, dat is 't best. Anders hebben die epilogen altijd een staartje.
Enfin, ik hoop dat we over deze dingen niet meer zullen moeten schrijven.
— Dank voor
Pennoen[1] & meesterstuk van
Jef.
[2] Ik zal dat dezen avond uitzuigen. Abisag heb ik nog niet gelezen.
[3] Ik zal u die
[2]
documenten binnen eenige dagen terugzenden, alsmede de "Losse Schetsen".
[4] Het schijnt dat Claribella binnen eenige dagen uitkomt (Prijs: 3.75 gulden! Jèinde moem-pée!).
[5] Zou de
Pol ons geen
ex[emplaar] zenden (aan "
v[an Nu] &
S[traks]" natuurlijk)?
Ik zal voor het 5e nr van Het hebben:
- 1) Studie P[ol] de Mont.
- 2) Een verhalend (en nogal lang) gedicht, de resumeering van mijn ex-roman. Tot nu toe vind ik dat heel slecht. Ik zal er nog fern moeten op zwoegen.
- 3) Een reeks van zes of zeven sonnetten, waarvan eenige gemaakt zijn. Het zijn "sonnetten van glorie".[6]
Waarom schrijft ge me niet over wat ge maakt? Onderwerp & titel kunt ge mij toch wel openbaren. Ge vraagt dat we vooral over ons binnenste zouden spreken: is dat het beste van ons binnenste niet?
Ik heb eindelijk een volledige proef van het vierde n
r aan
V[an] de Velde kunnen sturen. Dat heeft moeite gekost. De plaat van
Minne[7] (heliogravure) is goed gelukt, & een admirabel ding. Wie dàt niet zal bewonderen mogen we een varken heeten. De verzen van
Borel verschijnen niet omdat de teekening die
Prikker daarvoor zond niet dienen kan.
[8] Dus, verschoven met de verzen van
Hegenscheidt.
[9] De inhoud is nu:
1) Gust Vermeylen: De Pleisterbeelden van Georges Minne
b[lad]z[ijde] 1
(Hoofdletter van Th[eo van Rijsselberghe]
2) Albert Verwey: Kosmos 2-14
(Titel van Rol[and] Holst)
3) "Victor Lieber": De Man die zijn Ik verloren had 15-18
(kopstuk & cul-de-lampe van V[an de] Velde)
4) Pr[osper van] Langendonck — Verzen 19-22
5) Fred[erik] van Eeden. Brief aan Moraaz 23-28.
(Hoofdletter van V[an de Velde])
& cul-de-l[ampe] van V[an de Velde]
die reeds gediend heeft).
[10]
Ik heb het individualisme bevochten op ironische wijze, maar alleen het
indiv[idualisme] zooals met het heden verstaat: het uitzeggen
[3]
van een heel klein deeltje van zijn individu, de
uitzondering in zich. We zitten nu in die impasse, & we moeten er uit. Eenigen zullen misschien zeggen dat we reactionnair zijn: ik geloof integendeel dat, door dát te zeggen, we meer vooruit zijn dan wie ook, en
"vooruit is de weg die naar de toekomst leidt" (memorabel gezegde van
Jan Mathijs).
[11] — Vrees niet dat
"Brans, de Smet, de Mont, Buschmann, Rooses, Fredericq zullen juichen":
ze zullen niet begrijpen. Het stuk is nogal metaphysiek, en zeer gek geschreven, als een kwajongens-fantasie. Onder al die gekheden & fantasietjes steken nogal geconcentreerde gedachten, maar
zij zullen die niet zien. Ik heb de metaphysiek van de zaak zeer overdreven, om de gedachten sterker in 't brein te spijkeren van die die zullen begrijpen, & gekker te doen schijnen bij de anderen. Ik toon wat men verstaan moet door de eigenlijke
ikheid, ook dat de meeste schrijvers geen ikheid hebben, & dat het individualisme zooals men het nu verstaat een heel zot ding is. Voilà. De man die zijn ik verloren heeft erkent, op zijn doodsbed, dat zijn ik sinds heel lang dood is, & dat zijn ziel niets ánders geweest is
dan zijn saamgeraapte gedachten over zichzelf. — Zooals ge ziet, erg metaphysiek. Enfin, ge zult dat lezen & me zeggen wat ge er van denkt.
Ik geloof dat wanneer men zijn geheel individu uitspreekt in zijn kunst, men zich ook redt van al de "literatuur" & artisterij waaronder we nu bezwijken, ik geloof dat men dan terugkeert naar de zuivere, oorsprongreine, algemeene & ... gezonde kunst. Dàt individualisme zal ons, hoop ik, leiden naar een groote gemeenschapskunst, & niet de "isolementskunst" die nu heerscht.
Ik zou u hierover een bundel te schrijven hebben, & verschuif de discussie tot we malkander zien (toekomende week, zeer waarschijnlijk). De begrippen waartoe ik gekomen ben zijn eigenlijk een uitvloeisel & een "prolongement" van de gedachten (de rudimentaire gedachten) die 'k in dat stuk van mijn vriend
A.V. de Meere uitdrukte.
[12]
Van de Velde is tweemaal naar Brussel gekomen voor dit nr, & we hebben beseft dat ons streven (het zijne & het mijne) parallel is. Wat hij tracht te doen met zijn industrieele kunst moet nu ook gedaan worden in de literatuur. Maar dat zal u heel vreemd voorkomen, ik kan dat niet uitleggen in eenige woorden. Résumé van mijn programma: er moet ingegaan worden tegen het verkeerd individualisme,
[4]
met zijn gevolgen: de "literatuur" & het "dilettantisme" (in een zeer breeden zin genomen), en men moet wijzen naar een synthetische, monumentale, "religieuze" gemeenschapskunst. Dat programma staat in nauw verband met anarchie, en moest ik dat in een reeks voordrachten uitleggen, ik zou beginnen met een voordracht te geven over "La Conquète du Pain" van Kropotkine.
Dit allemaal heeft natuurlijk de waarde van elke theorie.
Die conference van
Franck[13] waarvan ge mij spreekt, is dat zijn artikel aan "
V[an Nu] &
S[traks]" beloofd? Zijn theorie zie ik door uw woorden heen doorschemeren, "ik hoor den
Franck afkomen op z'n zokken", zooals men hier zegt: dat is weeral die thesis van "le devoir social", van Desjardins, Bérenger, Melchior de Vogüé & eenige andere kortzichtige & vooral zeer vervelende normaliens. Ik heb een hekel aan die deugdzame ploerten. J.K. Huysmans noemt ze
"quelques icoglans échappés des haras de l'Ecole Normale où l'on n'avait même pas eu la peine de les hongrer" ...
"L'un d'eux, une sorte de suisse, du nom de Desjardins, constata la gestation aérienne de la jeunesse & dans un opuscule intitulé "Le Devoir présent" il prêcha l'idéalisme gai & prétendit apporter aux âmes endolories un réconfort."
"Dit is niet om te berichten" dat Franck een icoglan is, maar ik geloof dat hij wel kan vervallen in de onartistieke & banale opvattingen van dien "idéalisme gai". We zullen zien.
— Uw stuk is voor het eerstkomend n
r van Het?
[14] Buysse heeft ook wat beloofd.
[15] Ik heb ook nog: verzen van
Hegenscheidt,
[16] een cyclus van een zekeren Bierens de Haanptr target="ann_note17" n="17" targOrder="U"/> (die me is komen bezoeken. Sinds eenigen tijd krijg ik alle weken een bezoek of twee!), een drama van Jolles,
[17] de studie van
Borel over van Eeden,
[18] de verzen van
Borel,
[19] en zeer waarschijnlijk verzen van Henriëtte van der Schalk.
[20] (De rest van wat ik ontvangen heb moet zelfs niet gediscuteerd worden buiten een vers
[21] van
van Offel). Indien de redactie al die dingen goedkeurt, kunnen we misschien een driedubbel n
r uitgeven (van
86 bladzijden, b.v. Dan winnen we tien
b[lad]z[ijden] We moeten
"oeconomiek" zijn!)
[22] Dat zou me persoonlijk aangenaam zijn, omdat ik zoo spoedig mogelijk wil gedaan hebben met dien eersten jaargang. Voor een tweeden jaargang zouden we veranderingen brengen in het tijdschrift.
Van de Velde hoopt dat we 't ... den eenen dag of den anderen
zelf zullen kunnen
[5]
drukken! Ik óók...
Wilt ge eens hij Smeding gaan om hem te vragen dat hij me schrijven zou? Hij moet me zeggen of hij de rekeningen aanneemt die 'k hem na mijn bezoek in Antwerpen gezonden heb.
[23]
Ik moet nog altijd antwoorden op een brief van
Simons,
[24] maar... heb niets te antwoorden. Ik zal hem morgen een kaartje schrijven. Indien gij hem schrijft, vraag hem ook eens naar die zincographie van Ricketts.
[25] Ik heb ze nog niet gekregen & begin ongerust te worden.
Ik heb "Het Recht van den Sterkste" gelezen in de proeven (in éénen adem, Donderdag Avond).
[26] Die roman is natuurlijk on-literair (hier en daar niet
klassiek genoeg in den vorm), & gewoon naturalistisch. Het is geen werk "van straks". Maar in de traditie der Vlaamsche boeren-romans is het zeker een zeer groote stap vooruit. Het is goed ineengezet, onovertreffelijk van observatie, & hoog-joviaal van kleur, solied, massief, gezond, iets van een "werker". Er zijn zelfs dingen in van fijnere psychologie dan men bij
Buysse, wanneer hij die bruten beschrijft, verwachten zou: b.v. wanneer Maria op de brug boven de
aardewerken der Schelde droomt, & vermoedt dat dààr ook het recht
v[an de] sterkste heerscht; dat werk in d' aarde herinnert haar heur verkrachting. Dat is een goed brok, hoewel het beter kon geschreven worden, zonder woorden als "ideaal" enz. Er zijn ook tafereelen die zeer
intens verhaald zijn. Het stuk dat in de
N[ieuwe Gids] kwam is zeker een der minst-belangrijke brokken van het boek,
[27] vooral om die gemeene Labiche-achtige caricatuur van den burgemeester (daar komt de Oost-Vlaming door). Ik ben curieus te zien hoe men het zal ontvangen. Ik geloof niet dat we zooveel moeten vreezen van Holland als ge gezegd had (vooral omdat dàt ongelukkig stuk in de
N[ieuwe Gids] verschenen is).
De
N[ieuwe Gids] van October is nog niet verschenen. Dat komt me... dubbelzinnig voor.
[28] We zullen wachten.
Het artikel van Buschmann in de
Vl[aamsche] School is onnoozel.
[29]
Het doet me genoegen dat ge in
den Haarlemmer geld kunt verdienen. Die artikels moeten natuurlijk niet onderteekend zijn? Nu zult ge uw schulden wel kunnen betalen, & dan zult ge heel en al van het verleden los zijn. Betaal wat aan Buschmann,
&, zoo spoedig ge kunt, aan Het, want ik zit zonder geld.
[30]
[6]
Er verschijnt hier Donderdag een nieuw Vlaamsch
dagblad,
[31] iets als
"Le Soir" in 't Vlaamsch. Het is de capitalist van
"Le Soir" die het lanceert, dus zal het lukken. Het is natuurlijk een geldkwestie, men weet nog niet hoe 't er zal uitzien. Onpartijdig, zegt men. De hoofdopsteller is ...................
Raf Verhulst!!
Journalisme, smeerlapperij, & mysterie! ...
— We zullen waarschijnlijk Zaterdag 28 in Brussel bijeenkomen. Vraag aan al de Antwerpenaars of die dag goed is, & zeg me juist wie overkomt. Heeft
Franck beloofd?
[32] En
Mortelmans? En die die
de Meyere zal meêbrengen? —
Gij zoudt moeten trachten hier te zijn 's morgens of 's namiddags, dat we een zitting der redactie kunnen houden (in den namiddag), eer de anderen hier zijn. Ge kunt bij mij slapen.
Ik denk er ook aan, een reeks conferenties in te richten dezen winter.
[33] Een
compacte groep van zes of zeven menschen die
willen is genoeg om alles te bereiken wat we verlangen. Wij kunnen meer doen voor de Vlamingen dan al die Flaminganten bijeen. En er moet veel gedaan worden. We zullen lukken.
A propos, ik heb inderdaad Langerock gezien in de Bibliotheek. Reeds tweemaal. Ik weet niet wat hij nu doet. Was hij geen deserteur? Hij richtte het hoofd niet op, waarschijnlijk omdat hij wist dat ik niet ver van hem zat, en mijn blik niet wilde ontmoeten.
Samenkomen van oogen is als gebroken
Muziek, hun roering is wonderbare ...
Gisteren heb ik in
de Distel een klopping gegeven aan pontifex
Prayon van Zuylen.
[34] Ik geloof dat hij me nu vreest, en zich zal abonneeren. Ook, met véél bijval, twee hoofdstukken uit de roman van
Buysse gelezen. — Ik hoop dat ge me nu mijn stilzwijgen niet meer zult verwijten.
Annotations
[1] August Vermeylen bedoelt:
Pol de Mont ('Olympio')], 'Over Idealism en Realism', in: Het Pennoen, II, 3 (groot verlof 1878-79), p. 75-79. Het stuk heeft
Pol de Mont achteraf herschreven, waarbij hij als slot de originele versie toevoegde. De nieuwe tekst, 'Over idealisme en realisme', is opgenomen in:
Pol de Mont, Losse schetsen uit de letterkundige geschiedenis van onzen tijd (III. Nederland) (Hasselt, Winand Klock, 1890), p. 137-159.
[3] Vermeylen vermeldt het gedicht waarschijnlijk naar aanleiding van:
Pol de Mont, 'Abisag Maagd', in: De Vlaamsche School, nr. VI (1893), p. 155-156. Het vers verscheen voor het eerst in het tijdschrift
Nederland, nr. II (1891), p. 220, en maakte later deel uit van:
Pol de Mont, Iris (Antwerpen, J-E Buschmann, 1894), p. 220-223.
[4] Pol de Mont, Losse schetsen uit de letterkundige geschiedenis van onzen tijd (Hasselt, W. Klock, 1889-1890). Het werk bestaat uit 3 delen:
Duitschland (1889);
II. Frankrijk en Provence (1889);
III. Nederland (1890). Zie ook
brief 13 (1890), noot 13. Gezien het stuk van
Pol de Mont uit
Het Pennoen (zie
[1]) in het derde deel van
Losse Schetsen staat, is het mogelijk dat
Vermeylen hier slechts dat laatste deel bedoelt.
[5] Pol de Mont, Claribella (Utrecht, J.L. Beijers, 1893). Prijs: 4 gulden of 8,50 BF.
[6] Van Nu en Straks, 5 [1894] telt 32 pagina's en werd als volgt samengesteld:
- Buitentekstplaat van Charles Ricketts.
- Ornamentaties van George Lemmen, Theo van Rijsselberghe, Henry van de Velde en George Morren.
- André Jolles, 'Reges Tres' (drama in verzen; p. 1-20).
- Henri Borel (sonnetten; p. 21-22).
- Victor de Meyere, 'Menschen'; 'Zielszucht' (verzen, p. 23-24).
- J.D. Bierens de Haan, 'Ave Anima' (gedichten; p. 25-28).
- Victor Lieber (= August Vermeylen), 'Enig gekapt stro over de ontwikkelde lui' (essay; p. 29-32).
De in deze brief door August Vermeylen voorgestelde bijdragen verschenen niet in Van Nu en Straks, 5 [1894], noch in de volgende nummers. De vermoedelijke verschijningsdatum van het vijfde nummer van Van Nu en Straks was [8 febr. 1894]. Zie de brief van August Vermeylen aan De Bom van [8 febr. 1894] (AMVC, V4655/B, 61077/351).
[7] In
Van Nu en Straks, 4 [1893] verscheen een buitentekstplaat van
George Minne. Op de binnenomslag van dat nummer staat het bericht:
"Twintig prachtexemplaren der teekening van George Minne, groot formaat, zijn te verkrijgen tegen opzending van één gulden."
Zie ook
[10].
[10] Van Nu en Straks, 4 [1893], telt 28 pagina's en werd als volgt samengesteld:
- Buitentekstplaat van George Minne.
- Hoofdletter van Theo van Rijsselberghe (p. 1).
- Titel van R.N. Roland Holst (p. 2).
- Kopstuk van Henry van de Velde (p. 15).
- Slotvignet van Henry van de Velde (p.18).
- Hoofdletter van Henry van de Velde (p. 23).
- Slotvignet van Henry van de Velde (p. 28).
- August ('Gust') Vermeylen, 'Nota over de pleisterbeelden van George Minne' (p. 1).
- Albert Verwey 'Kosmos' (gedichten, p. 2-14).
- August Vermeylen ('Victor Lieber'), 'De Man die zijn Ik verloren had' (essay, p. 15-18).
- Prosper van Langendonck, 'Verzen' (p. 19-22).
- Frederik van Eeden, 'Den Heer J.F.Moraaz: "Antwoord op zijn beoordeling van Johannes Viator"' (p. 23-28).
In tegenstelling tot wat
August Vermeylen in deze brief (onder punt 5) beweert, werd het slotvignet van
Henry van de Velde onder het artikel van Frederik van Eeden (p. 28) nog niet eerder afgedrukt. De slotversiering die
Victor Liebers stukje afsluit (p. 18) werd echter reeds gebruikt in
Van Nu en Straks, 2 [1893], p. 16. Zie
brief 104, noot 1.
De vermoedelijke verschijningsdatum van het vierde nummer van
Van Nu en Straks was [28 okt. 1893]. Zie
brief 265, noot 2.
[12] August Vermeylen ('A.V. de Meere'), 'Aantekeningen over een hedendaagse richting', in: Van Nu en Straks, 2 [1893], p. 9-16. Zie ook
brief 104, noot 1.
[13] Louis Franck publiceerde niet in
Van Nu en Straks. De voordracht die hij op 21 oktober 1893 hield voor de Conferentie van de Jonge Balie van Antwerpen (in de zaal van het Assisenhof), behandelde de morele ontwikkeling en de pessimistische crisis op het einde van de 19de eeuw. Het is mogelijk dat
August Vermeylen, gezien zijn uitlatingen over de inhoud en de strekking van de voordracht (zie ook
brief 262) een eventuele opname van de tekst niet meer wou overwegen. De voordracht verscheen afzonderlijk als
Louis Franck, L'évolution morale et la crise pessimiste à la fin du XIXe siècle. Discours prononcé à la séance solennelle de rentrée de la Conférence du Jeune Barreau d'Anvers, le 21 octobre 1893 (Bruxelles, F. Larcier, 1893).
[14] Van
Emmanuel de Bom verscheen niets in het vijfde nummer. Zie
[6]. Pas in
Van Nu en Straks, 8-10 [1894], p. 33-38, wordt een prozastukje van hem geplaatst: 'Walm van Lente'.
[51] J.D. Bierens de Haan, 'Ave Anima', in: Van Nu en Straks, 5 [1894], p. 25-28. Zie
[6].
[21] Van
Edmond van Offel verscheen één gedicht in
Van Nu en Straks, 8-10 [1894], p. 10: 'Mei'. Zie ook
brief 74 en
brief 287 (
noot 1).
[22] Ondanks alle plannen verscheen het vijfde nummer van
Van Nu en Straks als enkel nummer van 32 bladzijden. Zie
[6]. Het volgende nummer (6-7) was wel een dubbelnummer (56 pagina's) en het daaropvolgende werd zelfs een driedubbele aflevering (8-10, 80 pagina's).
[26] Waarschijnlijk had
Van de Velde zijn drukproef van
Het recht van den sterkste (zie
brief 207) doorgespeeld aan
Vermeylen.
Vermeylen las een fragment uit
Het recht van den sterkste in de vergadering van
De Distel van 14 okt. 1893 (zie de laatste alinea van deze brief). Zie ook de documenten i.v.m.
De Distel in het AMVC (D531/D).
[28] Het oktober-nummer van
De Nieuwe Gids verscheen inderdaad, wegens de interne spanningen, pas begin november 1893. Zie de laatste alinea van
brief 273.
[29] Vermeylen bedoelt een artikel over het Van Gogh-nummer van
Van Nu en Straks. Zie
Paul Buschmann ('P.B.'), 'Vincent van Gogh', in: De Vlaamsche School, nr. VI (1893), p. 151-152. Uit
De Koophandel van Antwerpen van 12 okt. 93 blijkt dat dit achtste nummer van
De Vlaamsche School pas verschenen was.
[34] In het verslag van de vergadering van
De Distel van 14 oktober 1893 (AMVC, D531/D) lezen we dat
Brans een beoordeling heeft gegeven over de gedichten van Albrecht Verwey, die werd besproken door
Prayon [van Zuylen],
Vermeylen en
Buyst. Vervolgens werd
"door Prayon voorgesteld dat een dag zou vastgesteld worden om een debat te houden over "de rol der kritiekers["] Welke zijn de eisschen welken den kunstenaar dienen gesteld te worden? Het voorstel zal naar het bestuur verzonden worden." Het is niet duidelijk bij welke van deze twee gelegenheden
Vermeylen "klopping" heeft gegeven aan
Prayon van Zuylen.