STADSBOEKERIJEN
Zondag 29 Oct[ober] 93
Hooggeachte Heer,
Laat mij toe U hartelijk te bedanken voor uw zoo vriendelijk schrijven. Ik verzocht de directie van de
Haarl[emsche Courant] U de beide
n[umme]rs op te zenden waarin ik over uw onderneming sprak.
[1] Ik durf hopen, dat U niet euvel zult nemen de vrijheid die 'k nam uit uw brief eenige regelen over te drukken.
Op zeer toevallige wijze heb ik vernomen, dat het bericht der Wagner-uitvoeringen in Nederland opgang maakt. 't Maakt de ronde der pers (o.a. zag ik het overgedrukt in de
Rotterd[amsche] Courant),
[2] maar
dit feit is typisch:
de hr. Smeding, directeur van de Nederl[andsche] boekhandel — een jong en heel ondernemend man — was even in Leeuwarden — 't noorden van Friesland — de feste Burg van den oud-Frieschen adel. Een "freule" vroeg hem, of 't bericht in de Haarl[emsche Courant], dat zij hem toonde, volgens hem echt was. Hij zou erover informaties nemen; toevallig vroeg hij mij 't eerst er naar; — ik kon hem dus geruststellen en sprak hem van uw brief en mijn tweede correspondentie over dit onderwerp.
Toen vertelde hij me, dat die dame hem verzocht, in geval de zaak doorging, voor haar en vier harer familieleden een eerste plaats te bespreken en een pension voor een maand in Antwerpen te willen voorbehouden.
Dit feit is meer belangrijk, door wat het voorspelt, als uit zichzelve. Het toont dat de Hollanders, die voor Kunst wat over hebben, met veel belangstelling naar hier denken te komen.
Nu is alleen de quaestie, die belangstelling wakker te houden. Daarvoor zal ik, zooveel ik kan, zorg dragen. Wanneer ik nu alleen weet
dat de onderneming bepaald doorgaat dan vorm ik met mijn vrienden 't Comité, waarvan ik U sprak,
[3] en de Hr. Smeding heeft me verzekerd,
[2]
dat hij gaarne aan alle Noord-Nederlanders die hierheen komen willen, de noodige inlichtingen over verblijf etc. ook over datum en
derg[elijke] der uitvoeringen, verstrekken zal.
Zooals U ziet, hooggeachte Heer, zou er voornamelijk in Holland veel voor uw onderneming te doen zijn.
Ik dank U nogmaals voor uw beminnelijk schrijven, en hoop dat U me tijdig zult inlichten wanneer U iets met zekerheid weet. Voor 't overige sta ik gaarne te uwer beschikking.
Hierbij voeg ik het naamkaartje van den h[ee]r Smeding, die mij verzocht het U te overhandigen.
Ik ben,
met de meeste hoogachting
Uw d[ienst]w[illige dienaar]
E[mmanuel ]d[e ]B[om]
Dahliastr[aat] —
Antw[erpen]
Annotations
[1] In de
Oprechte Haarlemsche Courant, 246 (19 oktober 1893), p. 5 en 254 (28 okt. 1893), p. 1, verschenen niet-ondertekende
"particuliere correspondenties" over de geplande Wagner-voorstellingen ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling van Antwerpen in 1894. Het laatste artikel is een verslag van
De Boms 'interview' met Van Dijck (zie
brief 261). Van November 1893 tot november 1894 verschenen van
De Bom maandelijks een of meerdere correspondenties over de opbouw en het verloop van de Wereldtentoonstelling.