<Resultaat 960 van 1419

>

H. COLVILLE TERRACE,
KENSINGTON PARK
W

Beste kerel. Je hebt gelijk. Ik word met den dag geslotener, egoïstischer, onverschilliger voor al wat daar buiten mijn Liefde en mijn Liefste leeft. Vermoedelijk is dit een tijdelijk verschijnsel, en zóo ben ik nog niet vereenzelvigd of je brief wekt me op uit die lethargie. Ik heb een moeilijken tijd meegemaakt, kerel. Zelf schijn ik door de luchtverandering hier geattakeerd te zijn, m'n maag functionneerde slecht, mijn zenuwleven was verslapt. En toen kwam daarbij dat zij, Mijn Liefste, overvallen werd door een plotselinge apathie, vermoedelijke reactie van haar jarenlang lijden, lichaamszwakte, en eenzaamheid, die mij in de hevigste onrust bracht. Ik heb daarvan toen de reflex ondervonden, die mij zelf deprimeerde, en hoewel zij nu gelukkig dat overwonnen heeft, ben ik zelf nog pas aan het overwinnen. Je begrijpt wel, dat ik in dien tijd me in mezelf moet opsluiten.
Waarom ik jou niet schreef? Wat zou het geholpen hebben? In zulk een tijd is zelfs vriendensteun niets. En dan, laat ik [']t je eerlijk zeggen. [']t Was me, toen ik je in Brussel zag,[1] of je een heel ander geworden was. Er was iets — aanstellerigs over je gekomen. Je poseerde, je woudt je hoogheid over dit kleine leven zoo sterk doen uitschijnen, je zat den heelen avond met een air van verneukratieve onverschilligheid, opgesloten in je interesse voor alleen-kunst. En ik voelde alsof ik met dien Mane geen intimiteit meer zou kunnen hebben. Het menschelijke was uit je gedreven. Maar die brief van je, daarnet ontvangen, doet me zien dat je toch nog niet bent, gelukkig[,] wat je dien avond schijnen wou: een fin-de-siècle kunstmummie. Ik voel in dezen brief je hart weer, al is ie me ook nog hier en daar te mooidoenerig voor een echten vriendenbrief. Filosofeer minder, m'n jongen en geef je meer. Spreek je eens echt, volkomen uit, van mensch tot mensch, en niet in de raadselen van een individualistisch-philosophisch [2] jargon. Laat me echt in je hart lezen en je zult zien dat ik nog met je kan meevoelen, je begrijpen, je steunen, je opbeuren. Ik vermoed wel wat er in je omgaat, maar je spreekt nog zoo in sluiers; en ik wil niet raden, uit vrees van mis te raden en daarmee onkiesch te worden. Maar luister nu eens: de volgende week ben ik — als het weer ten minste niet al te slecht is, twee, drie dagen in Brussel. Wil je eens komen uitpraten, ik zal, hoewel ik natuurlijk mijn korte tijd meest aan haar besteden wil, je graag een paar uur geven. Liefst, eigenlijk — als [']t je te moeilijk dunkt zeg 't dan eerlijk — wou ik je eens, zonder Vermeylen, een uurtje bij haar hebben, en dan in haar tegenwoordigheid met je uitpraten. Beide keeren, dat zij je gezien heeft, was je "op visite", stelde je je aan, gaf je jezelf niet en hebt daardoor haar niets dan den buitenkant van jezelf laten zien. En hoewel ik natuurlijk [']t je niet wil opdringen, — ik voel me zoo éen met haar, dat ik je nu graag in de intimiteit van ons beien wou nemen, dan heb jij m'n heele ziel, d.i. de hare en de mijne, voor jou. Geef me verlof haar in je innerlijk in te wijden, haar jouw brief te laten lezen en ik verzeker je, dat je, nà die samenkomst met ons beien, zult voelen dat je heusch niet alleen op de wereld staat, vriendenloos. Ik kan mezelf nu niet meer heel alleen aan jou geven, zoozeer leeft een groot deel van me altijd in haar. Maar kom tot ons beien, als Mane, de mensch, niet de cynieke poseur de Bom, en je zult ons hartelijk, hartelijk welkom zijn, daar sta ik je voor in.
Even over je werk in de Haarl[emsche][.] Betalen die lui maar 15 voor 5 brieven? Dat is schandelijk weinig. Ze zijn anders heel amusant. Ik zoù maar wagen de reiskosten naar Brussel te rekenen. Schrijf er bij dat je veronderstelt hiermee goed te handelen; zoo niet, moeten ze [']t maar schrappen.
Ik ben nog heel en al in de war over Gijsbrecht.[2] Dat ding wil maar niet vlotten. En mijn tijdschriftplannen,[3] gaan langzaam. Dat nieuwe hollandsche tijdschrift kan Het veel kwaad [doen],[4] ik ben bang dat jullie veel inschrijvers in Holland verliezen zouden, tenzij jullie doen wat ik je zei en je nu doen wilt: jezelf worden, héel Vlaamsch.
Gelukkig dat je zooveel werkt. Dat oude herinneringen je pijn doen, arme kerel! Toch, idealiseer ze niet te zeer, dat zou je maar van de wijs brengen. Of doe het alleen met het heel sterk bewustzijn, dat ze niet in de toekomst kunnen overgebracht worden. En wanhoop [3] niet. Je bent nog zoo heel jong. Je kunt en zult nog wel eens die zusterziel ontmoeten, waarzonder we toch geen van allen leven kunnen
Een stevigen handdruk
van je ouden, trouwen
Leeuw

Annotations

[4] Namelijk Het tweemaandelijksch tijdschrift, waarvan het eerste nummer op 1 sept. 1894 verscheen. Zie ook brief 285.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Mees, Josine Adriana (° Rotterdam, 1863-06-26 - ✝ Den Haag, 1948-03-11)

Toneelschrijfster.

Huwde in 1894 met Leo Simons.

Simons, Leo Mz (° Den Haag, 1862-08-01 - ✝ Rotterdam, 1932-06-11)

Auteur, uitgever (Wereldbibliotheek) en Vondelkenner.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Titel - krant/tijdschrift

Oprechte Haarlemsche Courant, De (° 1847 - ✝ 1941)

Nederlands dagblad met zeer oude traditie. Werd in 1656 gesticht door Abraham Casteleyn als Weeckelijke Courante van Europa. Werd twee jaar later Haarlemsche Courant, waaraan in 1664 het woord Opregte werd toegevoegd. Pas vanaf de 19de eeuw (1847) verscheen het als dagblad. Omstreeks 1890 behoorde het tot de meest gelezen kranten van Nederland, grotendeels omwille van de rubriek familieadvertenties, wat de krant ook de naam "dameskrant" opleverde. Smolt in 1941 samen met Haarlems dagblad onder de naam Haarlemsche courant.

Tweemaandelijksce Tijdschrift (° 1894 - ✝ 1902)

Literair tijdschrift.