Van
Leo hoor ik, dat hij u gevraagd heeft om 's avonds eens bij ons te komen en met ons te soupeeren (heel, heel eenvoudig, zooals we dit gewoon zijn) en ik zou
[het] prettig vinden als u dat deedt. Leo houdt zóooveel van u, dat ik u graag zou leeren kennen, wat ik nu natuurlijk nog niet doe. Die twee vorige keeren, dat ik u ontmoette, was u alleen literator.
[2]