U vereert me reeds met twee geparfumeerde brieven (ziet U nu wel dat ik brutaal ben ?), en overstelpt mij in uw laatsten zelfs met de zegeningen eener hartelijkheid, die 'k zelden zoo spontaan zag ontluiken als bij U. 't Schijnt alsof de intiemere toon van mijn epistel 't ijs gebroken heeft, en voldoende is geweest om U te brengen in een stemming rose en mauve, odeur als uw brieven door mijn kamer verspreiden. O, die parfum..! Ik kan er niet tegen, het verweekt me, en het doet me aan vele dingen denken, die 'k liefst vergeet.
Was u zoo schrikkelijk pikant in Uw eersten brief?[2] Ik heb geen rhinocerossenhuid, en heb 't toch niet gevoeld. Alleen een onschuldig sceptisch lachje om den "plechtigen Meneer de Bom" — den "literator" — (Tout le reste est de la littérature)
Ik weet U niet veel te vertellen; misschien verwachtte U een woord terug op uw sympathiek en humoristisch schrijven. Om geen beer te schijnen — deze regelen, en nog eens, tot het genoegen U en Leo Vrijdag te zien.
Adieu, Chère Madame.
Hoofsche stralen van de MAAN
alias Mane