[p]: Behoef ik 't U te zeggen, dat de ontvangst van de 2e aflev. van "Van Nu en Straks" me heel, heel goed heeft gedaan. Ik heb, naar ik zie, juist voorspeld en zelfs, zou ik zeggen, juist aangeduid. De drie beschouwende artikelen (ik vermoed onder éen 'n pseudoniem van U) zijn interessant; dat van A.V. de Meere staat dunkt me hoogst; 't artikel van v.d. Velde is nog wat onbeholpen Hollandsch. Het zwakst is voor mij de Poezie. ºVan de Bom vrees ik dat hij zich met deze dingen forceert. Hij is geen contemplatieve, maar een waarnemende natuur. En ik geloof dat de kunst van Straks heel en al eenvoudiger, klaarder, simpeler, lipieder zal wezen. Aan al dit schrijven, ook van de artikelen, bemerk ik voor mij nog te veel het moeilijk pogen; dit is niet het inéens uitgevloeide, uitgegolfde, bewogene. Maar dit zal wel komen, als de taalartiesten ineens zullen kunnen grijpen dát woord voor de klare gedachte. Ik heb den indruk dat zij nog bezig zijn al werkend & schrijvend zich zelf alles helder te maken. Doch deze overtuiging is persoonlijk en neemt van mijn belangstelling in Uw werk niets af. Ik reken nu op een bepaald slagen. Hier zal ik Uw aflevering aan eenige jongere artiesten toonen. Zoudt ge ook een houtsnee van
Ricketts willen hebben? — En kent ge het tijdschrift voor kunstindustrie The Studio, met die teekeningen van Beardsley, éen van de jongeren? —