<Hit 1114 of 1419

>

Karel van de Woestyne aan
Manuël de Bom: salve!
Jongen, 'k zit met mijne handen vol. Dat geeft mij een beetje werk, dat "Vlaanderen"!... Maar enfin, moet toch gedáan worden...
(Ik schrijf dit om u te doen vatten dat ik weêr ga zagen)[*]
Zeg eens, zitte-gij weêr op uwen hoogst-edelen Verdussenbak, en hebt-de geen Cappellekes meer te bezoeken?[1]
2º. Is de Montebellostraat op uwen weg naar huis, of, zoo niet, kunt gij ze op uwen weg maken?
Ziehier waarom:
Gisteren heb ik van den Berghe gezien.[2] Ik had reeds een stukje van hem voor "Vlaamsch Leven" in "Vlaanderen". En verbeeld u nu dat hij het gisteren is komen terughalen, onder voorwendsel dat hij, sedert hij 't geschreven had, een boekske gelezen had dat hem doen inzien had dat hij zich ten deele had vergist, en — nu moest hij 't ding terughebben. — Zoodat ik tegen 't Januari-nummer zonder "Wetenschappelijke kroniek" zit...
Nu moest ge eens langs Sano cito cito omloopen, en hem zeggen dat ik hem acht dagen geef om twee b[la]dz[ijden] druks voor ons te schrijven. Onderwerp: mededeelingen van 't laatste Natuur- en geneeskundig Congres te Aalst. Dring aan, Manuël, dring aan! Ah, al mijne hoop berust in u!...[3]
En dring ook aan, dring aan bij den percluusen Tanje;[4]
En dring ook aan, dring aan bij den hond Rob;[5]
En dring ook aan, o ja, op uw eigen geweten... In de laatste vergaêring van "Vlaanderen" heb ik u ondubbelzinnige blijken gegeven dat ik niet veel vertrouwen had in uwe meêwerking.[6] — Beschaam mijn twijfelen, o Manuël, en zend me vóor 9 December én een kort adviesken over Geertje de Meester, én een brokske bellettrie.[7] Toe, Manuël, beschaam mij toch!...
Zeg eens, wil-je Buysse's "Rozeken van Dalen" (een van zijn beste boeken, vind ik) en Everts' "Catastrophen" (dit vind ik minder goed.[8] Wil ik het sturen naar Vic de Meyere? Die heeft reeds Overloop's "Wintertijd["])? Ik heb ook Vermeersch zijne "Mannenwetten".[9] Wil-je, Manuël, om te bespreken, als 't past, bi appetite. (appetite, van "adpetere" = dringend aanvragen.)[10]
Hier sluit ik met het hart, maar niet met de pen. Want ik zit weêr met... een steenzweer, langs den anderen kant ditmaal; en het doet pijn, meneere![11] — Wees daar secretaris van "Vlaanderen" meê!
Ik groet u, Mariette groet u, en wij verhopen van u hetzelfde. Bonjour, Nora die wij geheel hersteld verhopen.
Wij zijn en blijven
Uw Karel en Mariette.
en een antwoordeke silvoeplee.

Annotations

[*] 'Zagen': zeuren.
[1] De Bom woonde van (ca.) 20 september 1903 tot eind 1905 in de Verdussenstraat 30 in Antwerpen. Omstreeks 1 januari 1906 verhuisde hij naar de Antwerpsche Steenweg in Cappellen. Zie Kathryn Smits, 'Een aardig bundeltje brieven'. Stijn Streuvels en Emmanuel de Bom. De briefwisseling van de jaren 1900-1914 (Kapellen, Pelckmans, 2005) p. 47.
[2] Wellicht Ernest Paul van den Berghe; zie brief 137 (noot 7).
[3] Frits Sano, die in de Antwerpse Montebellostraat woonde, ging op het verzoek van De Bom in. In het januari-nummer van 1906 verscheen zijn tekst 'Wetenschappelijke en geneeskundige belangen in Vlaanderen' in het tijdschrift Vlaanderen. De bijdrage was zelfs een stuk langer dan de gevraagde twee bladzijden (p. 35-44).
[4] 'Percluusen Tanje': Victor dela Montagne. Zie brief 125, noot 14.
[5] 'Den hond Rob': Louis Ontrop. Zie brief 137, noot 9.
[6] 'Laatste vergaêring': zaterdag 18 november 1905. De Bom was inderdaad niet bepaald de redacteur die de meeste bijdragen leverde voor Vlaanderen, maar hij publiceerde vanaf 1906 toch geregeld kritisch werk. In 1906 was Van de Woestijne zelf met voorsprong de redacteur van wie de meeste bijdragen in het tijdschrift verschenen.
[7] Met 'Geertje de Meester' wordt Geertje, de roman van Johan de Meester bedoeld (1905). De Bom schreef er een recensie over, die pas in mei 1907 in Vlaanderen gepubliceerd zou worden (p. 198-203). De Bom leverde echter geen 'brokske bellettrie'.
[8] De Bom publiceerde in juni 1906 een bespreking over Het leven van Rozeke van Dalen in Vlaanderen: 'Jong Neerlandsch proza. Cyriel Buysse's jongste boek' (p. 260-264). Aan Catastrophen, het boek dat J. Everts (Jr.) in 1905 bij Van Dishoeck publiceerde, werd in Vlaanderen uiteindelijk geen aandacht besteed.
[9] Jef van Overloops roman Wintertijd (1905) kwam ter sprake in August Vermeylens bijdrage over 'Leven en Kunst. De roman-literatuur'. De tekst verscheen in het januari-nummer van 1906 (p. 48-49). Mannenwetten, de roman in twee delen van Gustaaf Vermeersch (1905), werd niet besproken.
[10] Zie brief 67, noot 13. De (pseudo-)etymologische verklaring van het woord 'appetite' die Van de Woestijne voor het woord opgeeft, is ironiserend bedoeld.

Register

Name - person

Berghe, Ernest Paul van den (° 1868 - ✝ 1941)

Mede-oprichter van de Vlaamsgezinde leerlingenkring 'De Heremans' Zonen', waarvan Van de Woestijne lid was.

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Buysse, Cyriel (° 1859 - ✝ 1932)

Vlaamse romanschrijver van wie het werk gedeeltelijk in de naturalistische (en later realistische) traditie is geschreven. Virginie Loveling was zijn tante. Hij woonde afwisselend in Afsnee en Den Haag. In 1893 behoorde hij tot de stichters van Van Nu en Straks, en in 1903 richtte hij samen met Louis Couperus en Willem van Nouhuys het maandblad Groot Nederland op, dat hij tot zijn dood zou blijven redigeren.

Everts, Johannes Jr. (° 1878 - ✝ 1945)

Nederlandse prozaschrijver.

Meester, Johan de (° 1860 - ✝ 1931)

Prozaschrijver en journalist. Tussen 1886 en 1891 was hij vanuit Parijs correspondent voor het Handelsblad, om vervolgens tot 1927 als criticus te werken voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het proza van De Meester (o.m. Een huwelijk, 1890 – Zeven vertellingen, 1899 – Louise van Breedevoort, 1903 en Geertje, 1905) is vaak neerslachtig van toon.

Meyere, Victor de (° 1873 - ✝ 1938)

Schrijver en volkskundige. Hij heeft Van de Woestijne geïntroduceerd in de groep rond Van Nu en Straks, het tijdschrift waaraan hijzelf tijdens de eerste reeks meewerkte. Van de Woestijne heeft hem eind april of begin mei 1895 voor het eerst ontmoet.

Montagne, Victor dela (° 1854 - ✝ 1915)

Bibliofiel, dichter en vriend van Emmanuel de Bom, die in 1907 zijn twee dichtbundels heeft heruitgegeven. Medestichter van het Tijdschrift voor Boek- en bibliotheekwezen. Hij vervulde verscheidene functies binnen het Ministerie van Justitie, waarvan hij uiteindelijk directeur werd.

Ontrop, Lode (° 1875 - ✝ 1941)

Dichter en musicus. Gedurende enkele jaren – kort voor de eeuwwisseling tot enkele jaren daarna – was hij de intiemste vriend van Van de Woestijne. Hij werd omstreeks 1903 in die rol 'vervangen' door Emmanuel de Bom. De neerslag van zijn vriendschapsrelatie met Van de Woestijne is bewaard in de editie Brieven aan Lode Ontrop. Uitgegeven met een inleiding en aantekeningen voorzien door Anne Marie Musschoot, Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1985. Over die correspondentie schreef Albert Westerlinck het boek De eerste rijpe jaren van Karel van de Woestijne, beschouwingen rond zijn brieven aan Louis Ontrop (1896-1909), Orbis, Beveren, 1982. Ontrop had in 1899 een zeer kortstondige relatie met Nora Aulit, die later met Emmanuel de Bom zou trouwen.

Overloop, Jef van (° 1878 - ✝ 1949)

Vlaamse prozaschrijver.

Sano, Frits (° 1871 - ✝ 1946)

Psychiater en neuroloog. Hij was een vriend van Emmanuel de Bom.

Vermeersch, Gustaaf (° 1877 - ✝ 1924)

Vlaamse schrijver die eerst een decennium als spoorwachter werkte en in 1913 medewerker van de bibliotheek van het Ministerie van Spoorwegen werd. In 1904 verscheen zijn bekendste werk, de naturalistische roman De last.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.