<Resultaat 1150 van 1419

>

Manuël, 't is triestig. Wij gaan haast het "Super flumina Babylonis" van den Harpist zingen...[1] Gisteren hier geweest met Vermeylen alléen: noodig me dan de menschen uit![2] En dan de vrees: waarom is Manuël niet gekomen? Toch niets ergers met Nora? Toch niets ergers met hem zelf? — Stel ons, waarde, daarover gerust...
Stuur me, zoo spoedig mogelijk, of nóg spoediger als het kan, uw Buysse­stuk.[3] Dringend!!!
Hierbij een stuk: 't oordeel der synagoog over de kolen in de kempen.[4] 'k Stuur het eerst aan u, om te weten of daar weêr niets achter zit. Zend het me, astemblief, omgaand terug, opdat het naar de Raet ga: Rudelsheim schijnt haastig te wezen...
En 'k wilde wel weten wat gij over Vermeylen schreeft, en, begord,[*] of ik die postkaart van Jacobus terug-krijg, om aan Robbers antwoord te kunnen geven[5]
Met alle gratie, ook tegen-over Nora
uw
Karel.

Annotations

[1] 'Super flumina Babylonis' is de Latijnse titel van psalm 137 (psalm 136 volgens het Griekse telsysteem), die de profeet Jeremias voor David zou hebben geschreven. Met 'den Harpist' wordt David bedoeld, die vaak met een harp wordt afgebeeld en aan wie zelf ook heel wat psalmen worden toegeschreven. Psalm 137 drukt het verdriet uit van het verbannen joodse volk.
[2] 'Gisteren': 13 mei, voor de bijeenkomst van de redactie van Vlaanderen bij Van de Woestijne thuis (zie brief 176, noot 3).
[4] Van de Woestijne doelt op de tekst De Vlaamsche Mijnbouwschool. Marten Rudelsheim, auteur van de tekst, pleitte daarin voor hoger technisch onderwijs in het Nederlands, om de verfransing van het Kempense kolengebied af te wenden. Hij wilde de tekst kennelijk in Vlaanderen publiceren, maar dat voorstel werd afgewezen. De tekst verscheen in 1906 wel als zelfstandige tekst (in de vorm van een brochure). Van de Woestijne noemt Rudelsheim 'synagoog' vanwege diens joodse afkomst.
[*] 'Begord': zie brief 174, noot 3.

Register

Naam - persoon

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Buysse, Cyriel (° 1859 - ✝ 1932)

Vlaamse romanschrijver van wie het werk gedeeltelijk in de naturalistische (en later realistische) traditie is geschreven. Virginie Loveling was zijn tante. Hij woonde afwisselend in Afsnee en Den Haag. In 1893 behoorde hij tot de stichters van Van Nu en Straks, en in 1903 richtte hij samen met Louis Couperus en Willem van Nouhuys het maandblad Groot Nederland op, dat hij tot zijn dood zou blijven redigeren.

Looy, Jacobus van (° 1855 - ✝ 1930)

Nederlandse schrijver van proza en poëzie die ook furore maakte als grafisch kunstenaar. In 1885 had hij zijn literaire debuut gemaakt in De Nieuwe Gids. Hij correspondeerde geregeld met De Bom.

Raet, Lodewijk de (° 1870 - ✝ 1914)

Figuur uit de Vlaamse beweging die pleitte voor een sterk economisch programma voor Vlaanderen en hamerde op het belang van het Nederlands in het onderwijs. In 1889 stichtte hij samen met August Vermeylen en Hubert Langerock het tijdschrift Jong Vlaanderen.

Robbers, Herman (° 1868 - ✝ 1937)

Nederlandse prozaschrijver en criticus. In 1905 werd hij medewerker van Elseviers geïllustreerd maandschrift en stond hij mee aan de wieg van de (Nederlandse) Vereniging van Letterkundigen.

Rudelsheim, Marten (° 1873 - ✝ 1920)

Correspondent van De Nieuwe Courant uit Den Haag, medewerker van Den Gulden Winckel en werkzaam in de Antwerpse Stadsbibliotheek, waardoor hij dus een collega was van De Bom.

Vermeylen, August (° 1872 - ✝ 1945)

Aanvankelijk sterk anarchistisch geïnspireerde en non-conformistische schrijver die het vooral moest hebben van zijn essays. Tot zijn voornaamste bijdragen aan Van Nu en Straks (waarvan hij in een aantal opzichten de geestelijke leider was) behoren behalve zijn literaire kronieken ook zijn opstellen Kritiek der Vlaamsche Beweging en Kunst in de vrije gemeenschap. Van de Woestijne had een ambigue relatie met hem. Hij noemde Vermeylen in een brief aan Lode Ontrop een 'groot dilettant, die zich veel vergist maar toch steeds verstandelijk-interessant blijft'. Vermeylen wordt vaak verweten dat hij zich na de eeuwwisseling steeds meer conformeerde. Na de Eerste Wereldoorlog koos hij voor een carrière in de politiek en werd hij een boegbeeld van de socialisten.