Facsimile's
Beste Manuël, wij zijn van-nacht zoo tegen half-drie thuis gekomen, over van geluk, van dat zeldzame Pelléas-geluk dat ik telkens na elke opvoering geniet,[1] — na achter ulieden te hebben geloopen tot aan den trein, u op dien trein niet te hebben gevonden (waar zaat-ge toch, in 1e, 2e, 3e klas, of in de beestewagons?), een rosbiefke te hebben verorberd, door de straten te hebben gedwaald, porto te hebben gedronken, en circa 173 maal te hebben herhaald: "wât ês dâ toch schuune".
Van-namiddag, natuurlijk, wat hoofd- en rug-pijn; en van-avond vroeg naar bed. Maar wij wilden niet nalaten u na 't gezamen-gesmaakt genot van gisteren er u toch een paar woordekens over te lossen, als herinnering.
— Hetgeen hierbij geschiedt; waarbij ik mij desaangaande quitte beschouw.... Enfin: een datum, voor ons althans, in onze vriendschap...
— Iets anders: al die architecten,[2] gisteren, beletteden ons een paar minuten te spreken over de aangelegenheden van wat daar moet komen te geschieden Zaturdag en Zondag aanstaande, zijnde 6 en 7 April, van 't Jaar Domini nostri 1907.[3] Wij, Mariette en ik, maken daar een echt feest van; wij kunnen zoo moeilijk samen buiten huis, en de gelegenheid komt ons zoo uitnemend en genoegensbiedend voor, dat wij uwe hulp inroepen om ons, in onze verrukking, die alle geestes-koele bereedeneering uitsluit, door praktische wenken en knip-oogjes ter hulp te komen.
't Is te zeggen: gij die vele vrije bibliotheek-uren hebt, zoek eens op alstemblief, hoelaat we hier kunnen vertrekken, wat we in Antwerpen doen, waar we slapen, waar en wanneer we u zien, waar en wanneer we de kaashoofden zien,[4] wat dat is van dat gezamenlijk schaften waar ge van spreekt in uw brief (een heerlijk plan, vind ik!), of we gelegenheid krijgen, een paar uurtjes met Nora en u gezellig samen te zijn (in den grond het doel van onze reis). Uw mathematische geest zal u helpen in 't beantwoorden van deze vragen, die mijn landloopende en breidellooze gedachten bezwaarlijk te gemoet komen kunnen.
Waarmede we zijn — is waar wat ik zeg — te eeuwigen dage
Uw beider
Mariette en Karel
[1] Het gezamenlijke avondje uit van de De Boms en de Van de Woestijnes moet voor Karel minstens de derde keer geweest zijn dat hij de opvoering van Pelléas et Mélisande zag. Zie brief 223, noot 7.
[2] Emmanuel en Nora de Bom waren de voorbereidingen voor de bouw van hun eigen huis aan het treffen. Ze kregen in deze periode heel wat architecten over de vloer om hun plannen op papier te zetten.
[3] Dat weekend zouden de Van de Woestijnes in Antwerpen doorbrengen. Ze gingen er onder meer op familiebezoek en bezochten de zoo. Zie ook [4].
[4] In de ochtend van 7 april kwam Titia van Looy-van Gelder in het Antwerpse Hotel Terminus gedichten van haar man Jacobus en van Ary Prins voordragen. De opbrengst van haar voordracht ging naar het ondersteuningsfonds van de Vereeniging van Letterkundigen. In haar kielzog kwamen behalve haar man nog meer Nederlanders ('kaashoofden') naar Antwerpen, onder meer Ary Prins en Frans Mijnssen. Van de Woestijne en zijn vrouw waren ook van de partij.
Register
Naam - persoon
Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)
Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.
Indextermen
Naam - instituut/vereniging
Hotel Terminus (Antwerpen)Stadsbibliotheek Antwerpen
Vereeniging van Nederlandsche Letterkundigen
Naam - persoon
Bom, Emmanuel deBom, Emmanuel de; Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de
Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de
Looy, Jacobus van
Looy-Van Gelder, Titia van
Mijnssen, Frans
Prins, Ary
Woestijne, Karel van de
Woestijne, Karel van de; Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de
Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de