OOSTENDE 2D
OSTENDE 2D
5 V 1922 16-17
M Euphrosine Beernaertstraat,
152 (Villa Nantilus) Oostende.
152 (Villa Nantilus) Oostende.
Den heer
Emmanuel de Bom
Huize ten Heuvel,
Calmpthout
bij Antwerpen
Emmanuel de Bom
Huize ten Heuvel,
Calmpthout
bij Antwerpen
5 Mei
Beste Manuel.
Zijt gij wel zeker dat ik u op dien brief niet geantwoord heb?[1] Ik zou gezworen hebben dat ik het wél heb gedaan. Enfin, het is mogelijk dat het antwoord den weg der pen niet gevonden heeft.
Dat antwoord moest zijn: beste vriend, ik kan mij niet verbinden. Primo, omdat ik de handen vol heb met professorswerk en met letterkundigen arbeid, dien ik kost wat kost doen wil (om te zwijgen van de krant); secundo, omdat ik van Gent niet meer hou. Men heeft daar sedert mijn jeugd alles onderst te boven gekeerd; mijn Gent bestaat al sedert twintig jaar niet meer. En gij kunt niet verlangen dat ik zou gaan zingen van eene nieuwe "doode maged":[2] de snaren van mijn lier zouden er van breken....
Het spijt mij dat ik u niet van dienste kan zijn. Vraag het hoofdstuk aan een meer "moderne" Gentenaar, aan Maurice Roelants, b.v.: wellicht gevoelt hij meer voor het onderwerp dan
Uw genegen
Karel van de Woestyne
Annotations
[1] De Bom heeft aan Van de Woestijne gevraagd om mee te werken aan een boek waarin Vlaamse auteurs over hun geboortestad of -streek zouden schrijven, of over een plaats in Vlaanderen waarmee zij een bijzondere binding hadden. Aan Van de Woestijne is kennelijk gevraagd om iets over Gent te schrijven. Het boek dat uiteindelijk uit De Boms plan voortvloeide is Vlaanderen, o welig huis. Zooals Vlaamsche schrijvers hun land zien. Het verscheen pas in 1939, dus tien jaar na de dood van Van de Woestijne. De titel was ontleend aan een gedicht van hem, en er werd ook een bijdrage van Van de Woestijne in opgenomen, met name een fragment uit De Vlaamsche primitieven: hoe ze waren te Brugge. De bijdrage over Gent was van de hand van Richard Minne.
[2] In De drie zustersteden (1846) voert Karel Ledeganck een poëtische evocatie op van Antwerpen, Brugge en Gent. Brugge wordt daarin vergeleken met een 'doode maged', een vergane glorie.