<Resultaat 1363 van 1419

>

OOSTENDE 2 OSTENDE 2 3 III 1924 16-17
Afz[ender]: 25, Hofstraat, Oostende
Aan den heer
Manuël de Bom.
Huis ten heuvel
te
Calmpthout
pr[ovincie] Antwerpen.
 
Mijn beste Manuël.
Ik hou uit uw brief in de eerste plaats over, dat gij het allebei naar omstandigheden goed stelt en er den jeugd en de vreugd van den moed inhoudt.[1] Ook wij stellen het zoo goed als deze afschuwelijke winter het toelaat. Gij hangt aan onzen muur in gezelschap van Wagner (Richard), Albert Baertsoen, Miele Claus van wien ik dezer dagen eene aandoenlijke herinnering ontving, en zelfs van, verdikkemij, James Ensor die tegenwoordig meer flierefluit dan schildert. Aldus helpt gij, gij beiden in de eerste plaats en als oudste vrienden, de Oostendsche eenzaamheid te maken tot intimiteit, tot eene zeer voldoende intimiteit, waar wij van genieten.
Dit als overgang om te komen op uwe uitnoodiging. Beste Manuël, ik koester de innige overtuiging dat gij en Herman er van harte op gesteld zijt, mij aan uwe zijde te zien in het Witte Kruis.[2] Maar ik weet ook dat gij van al de andere genoemden — ik zonder Ontrop uit, — de eenigen zijt die wenscht mij te zien op dat... begrafenismaal (neem mij deze wreedheid niet kwalijk). Van mijnentwege trouwens zijn de gevoelens wederkeerig; ik wil zeggen dat het mij steeds eene zeer groote vreugd zal zijn, u, Herman, Ontrop en misschien een paar andere aanzittende in, liefst Oostendsche, gezelligheid terug te zien; maar dat eene ontmoeting met al de anderen mij op zijn minst onverschillig laat: ik zeg het maar brutaal­weg; zie er geen misprijzen in; houdt het voor wat het is: onverschilligheid. De generatie van Van Nu en Straks moet bewijzen dat ze leeft door iets anders dan door samen eens te eten. Ik zal met hardnekkigheid meêwerken aan oprichten en levend-houden van de derde reeks van Van Nu en Straks. Intusschen onthou ik er mij van, te drinken op herinneringen. Slaagt men erin, een nieuw tijdschrift te stichten dat ons allen opnieuw vereenigt, dan zal ik de eerste zijn om meê te komen drinken op de toekomst, ook in aanwezigheid van lieden waaraan mij dan ideaal zou binden, en waar mij thans alleen het verleden aan bindt, — een verleden met veel ongevoelig-geworden plekken, om van niets anders te spreken.
Zie hierin geen bitterheid, Manuël. Er is geen bitterheid in mij, aangezien ik, spijts alles, voortwroet. Het spijt mij dat de Van Nu en Straks-eenheid uit elkaar geslagen is; maar het belet mij niet, op mijn eentje voor te werken, zonder ontmoediging, wel integendeel! Ik besta, zonder de illusie noodig te hebben die een banket mij geven kon.
Ik ben in dezen brief zoo oprecht mogelijk; ik dat ik zelfs een beetje overdreven heb. Maar met U, en ook met Herman, mag dat toch? Ik weet dat het onze vriendschap niet kan verminderen.
Een lange strijkagie vóór Nora.[*] Mariette groet van ganscher harte. Wij beiden hopen u dezen zomer weder te zien: den dag der laatste ontmoeting gaat uit ons geheugen niet.
Hart en hand
van uw steeds verkleefden
Karel

Annotations

[1] De brief is niet bewaard.
[2] Op zondag 23 maart 1924 vierden een aantal auteurs en vrienden van Stijn Streuvels de vijfentwintigste verjaardag van diens prozadebuut, Lenteleven>. De Bom en Teirlinck, die (samen met Jef van Hoof en Frans Verschoren) op het idee waren gekomen, wilden de gelegenheid te baat nemen om zoveel mogelijk medewerkers van Van Nu en Straks bij elkaar te brengen voor een feestelijk banket. Na een aanvankelijke weigering stemde Streuvels toch toe dat de feestelijkheden zouden plaatsvinden. Plaats van gebeuren was het Witte Kruis, een etablissement op de Komedieplaats in Antwerpen. Het evenement werd ook wel eens de 'Lentefuif' van de Van Nu en Straks'ers genoemd.
In deze brief schrijft Van de Woestijne dat hij niet wil komen. In brief 391 wijzigt hij dat standpunt, maar uiteindelijk zou hij wegens een (geveinsde?) ziekte toch niet aanwezig zijn. Zie brief 392 en brief 393. Dat dit feest wel degelijk doorging, staat in contrast met de zeer gelijkaardige plannen in 1909, die toen door Streuvels zelf gekelderd waren. Zie brief 276, noot 2.
[*] 'Strijkagie': 'strijkage', diepe buiging waarbij men met de voet langs de grond strijkt.

Register

Naam - persoon

Baertsoen, Albert (° 1866 - ✝ 1922)

Gentse impressionistische schilder.

Bom-Aulit, Eleonora (Nora) de (° 1879 - ✝ 1955)

Na een kortstondige relatie met Lode Ontrop huwde ze op 24 augustus 1901 met Emmanuel de Bom. Door haar permanent wankele gezondheid en de hoge mate waarin ze beïnvloed was door de (waan-)ideeën van 'waterdokter' Alwyn van Son, bleef het huwelijk echter 'in alle betekenissen van het woord onvruchtbaar'.

Claus, Emile (° 1849 - ✝ 1924)

Vlaamse impressionistische schilder die vanwege zijn luministische werken ook wel 'de zonneschilder' wordt genoemd.

Ensor, James (° 1860 - ✝ 1949)

Oostendse schilder die deel uitmaakte van de Brusselse kunstkring 'Les XX' en fungeerde als vernieuwer binnen de moderne schilderkunst in België.

Hoof, Jef van (° 1886 - ✝ 1959)

Vlaamsgezinde Antwerpse componist en dirigent, die onder meer dankzij zijn strijdlied Groeninghe (op een tekst van Guido Gezelle) op een zeer grote populariteit kon rekenen. Voor de opening van de vernederlandste universiteit van Gent componeerde hij het lied 'Oproep'. Daarvoor moest hij in 1919 een tijd in de gevangenis doorbrengen.

Ontrop, Lode (° 1875 - ✝ 1941)

Dichter en musicus. Gedurende enkele jaren – kort voor de eeuwwisseling tot enkele jaren daarna – was hij de intiemste vriend van Van de Woestijne. Hij werd omstreeks 1903 in die rol 'vervangen' door Emmanuel de Bom. De neerslag van zijn vriendschapsrelatie met Van de Woestijne is bewaard in de editie Brieven aan Lode Ontrop. Uitgegeven met een inleiding en aantekeningen voorzien door Anne Marie Musschoot, Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1985. Over die correspondentie schreef Albert Westerlinck het boek De eerste rijpe jaren van Karel van de Woestijne, beschouwingen rond zijn brieven aan Louis Ontrop (1896-1909), Orbis, Beveren, 1982. Ontrop had in 1899 een zeer kortstondige relatie met Nora Aulit, die later met Emmanuel de Bom zou trouwen.

Streuvels, Stijn (° 1871 - ✝ 1969)

Pseudoniem van: Frank Lateur.

Bakker van opleiding, maar als prozaschrijver bekend geworden in tijdschriften als Van Nu en Straks, De Gids en De Nieuwe Gids. Hij was een vriend van Van de Woestijne en (vooral) van De Bom. Samen met hen stichtte hij het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). De vlaschaard (1907) en De teleurgang van den waterhoek (1927) zijn twee van zijn bekendste romans.

Teirlinck, Herman (° 1879 - ✝ 1967)

Auteur van romans, poëzie en theater. Heeft zowel aan Van Nu en Straks, Vlaanderen als aan het Nieuw Vlaams Tijdschrift meegewerkt, waardoor hij als het ware een halve eeuw de literatuur en de geest van de Van Nu en Straks'ers heeft voortgezet. Samen met Van de Woestijne publiceerde hij in 1928 de brievenroman De leemen torens.

Verschoren, Frans (° 1874 - ✝ 1951)

Vlaamse auteur die vooral vanwege zijn treffende proza vol jeugdherinneringen enige bekendheid genoot.

Wagner, Richard (° 1813 - ✝ 1883)

Invloedrijke Duitse componist. Van de Woestijne was een grote bewonderaar van Wagner en heeft in zekere zin zelfs bijgedragen tot de ware Wagnercultus die na de dood van de componist in een deel van Europa is ontstaan.

Woestijne-Van Hende, Maria (Mariette) van de (° 1884 - ✝ 1968)

Echtgenote van Karel van de Woestijne. Ze trouwden op 13 februari 1904 en kregen samen een zoon (Paul) en een dochter (Lily). Dochter van een echtpaar dat in het centrum van Gent een zaak had waar spiegels werden gemaakt en verkocht.