GENT 10
GAND 10
5 IX 1925 9-10
Afz[ender]: "la Frondaie", Zwijnaarde-Gent.
Aan den Heer
Emmanuël de Bom
Huyze ten Heuvel
te
Calmpthout
prov[incie]
Emmanuël de Bom
Huyze ten Heuvel
te
Calmpthout
prov[incie]
Zwijnaarde, 4 Sept.
Beste Manuël,
Ik heb u daareven getelegrapheerd, hetgeen gij op dit oogenblik ongeveer weten zult.[1] Het was mij onmogelijk, u morgen te ontvangen: ik lig in bed met iets als de pestilentie van Katwijk of de dood van Ieperen,[2] en Zondag is het de feestdag van de heilige Regina,[3] denwelke wij in intiemen familiekring plegen te gedenken. Verontschuldig ons.
En dan is daar het ander bezwaar: waarom wilt gij dat ik nadere kennismake met Gustaaf Seghers en Antoon van Dijck?[4] De eerste zie ik iedere maand in de Vlaamsche Academie, en dat is al erg genoeg voor mijne spijsverteering. Terwijl de tweede en doode mij eens de part heeft gespeeld, mij te conterfeiten onder den naam van Karel den Eerste. Sedert dien ben ik onthoofd. Wat wil hij nog meer van mij?
Beste vriend, als gij voor uw Weekblad mijn conterfeitsel wilt, dan zal ik dat zelf maken (Spécialité de la maison).
En kom nu maar spoedig eens af, alleen of — wel te verstaan! — met Nora. Er loopt hier op ons hof een haan, die niet beter vraagt dan te uwer eer gebraden te worden. Maar hij heeft een hekel aan de literatuur van Seghers en zelfs aan de schilderkunst van Van Dyck.
Waarmede hij en wij U staan te groeten.
Karel
Beste Manuel. Mogen wij u dinsdag of woensdag of donderdag verwachten? Karel zal denkelijk hersteld zijn, zijn ziekte is niet erg, verkoudheid. — de Eerw[aarde] Eeckhout zal dan ook onze gast zijn met u. krijg ik nu een telegr[am], met de gekozene dag?.
Dag Nora — Manuel
hartelijkst.
Mariette
Annotations
[1] Het telegram is niet bewaard, maar de inhoud ervan wordt door De Bom geciteerd in brief 398, noot 3.
[2] Van de Woestijne verwijst naar twee pest-epidemieën, met name die van Katwijk en die van Ieper. Hij doet dat door de titels van twee publicaties te vermelden, namelijk: Aernout Drost, De pestilentie te Katwijk (1625) (Schreuders, Serie van Keurwerken, 1, Amsterdam, 1906), en Cyriel Buysse, De dood van Ieperen ('s-Gravenhage, 1892).
[3] In de katholieke heiligenkalender is 7 september de naamdag van Regina van Alise. De opmerking van Van de Woestijne, als zou hij die dag 'in intiemen familiekring' vieren, is waarschijnlijk onzin. Overigens was 7 september 1925 een maandag, geen zondag.
[4] Van de Woestijne bedoelt Lode Seghers en Albert van Dyck, de twee 'conterfeiters' die De Bom zou meebrengen (zie brief 398, noot 3). Door Van Dyck de voornaam Antoon te geven in plaats van Albert, verwijst Van de Woestijne naar de bekende Antwerpse schilder, die tussen 1632 en zijn dood hofschilder was van de Engelse koning Karel I van Engeland. Lode Seghers wordt door Van de Woestijne waarschijnlijk dan weer 'Gustaaf' genoemd, naar analogie met de naam van de Vlaamse schrijver Gustaaf Segers. Een andere hypothese is dat het een allusie zou zijn op Gustaaf Wappers (1803-1874), die net als Seghers kunstschilder was.
