Uit Avelghem den 30sten in Zomerm[aand] '96.
Mijn Beste Karel,
Ware het niet dat ik heel wel weet dat ge vrij iets anders te doen hebt als me uwe gedachten en uw nieuws over te seinen, zou ik wel beginnen meenen hebben dat er U iets haperde. — 't Doet me dus genoegen U nog eens te lezen.
[1]
En altijd maar nieuws en nog nieuws. — 't is een zeker teeken dat er leven bestaat in ons leger.
Die nieuwe verandering is me vooral aangenaam — (kan nu maar niet begrijpen hoe ik daar de onbewuste factoor van geweest ben!) omdat ik veel houd van bestaande dingen die verbeteren, meer dan van nieuwe die nog moeten goed worden. 't Doet me vooral genoegen omdat we op die manier al de oude krachten behoudende eene aanwinst doen van de nieuw-opkomende.
Een klein vraagske: met die verandering: nieuwe schrijvers, nieuwe onderwerpen, enz. blijft het tijdschrift zijnen zelfden vorm behouden? blijft het tweemaandelijks? —
Ik haast me dus om U mijne goedkeuring te laten geworden, en U te zeggen — voor zoover ik het nu kan zeggen — dat ik mêe doe.
[2]
— Wanneer ik naar Gent kom? Wel, als ge wilt; ik ben alle dagen vrij, buiten de twee laatste van elke week. Laat me een tijdeke vooraf weten wanneer uw volk afkomt. Als het voor die heeren gelijk is wat dag — kies ik den zondag omdat ik dan mijn broêr bezoek die in Gent verblijft,
[3] en maar dien dag vrij is.
— Schrijf me eens uw gedacht over "Van 't Jonge Vlaanderen"
[4] van
Jef Gielis.
[5]
Mijn "onschuld" geef ik U heel geern,
[6] op voorwaarde dat ge me
zooveél weergeeft. —
En nu tot ziens
uw
Stijn Streuvels
Annotations
[1] Deze zin doet vermoeden dat Karel van de Woestijne al meer brieven aan Stijn Streuvels had geschreven dan die van 14 mei 1896 (
brief 1), maar die werden niet teruggevonden. Het 'nieuws' en de 'nieuwe verandering' waarvan sprake is in de volgende alinea's, betreft de start van de nieuwe reeks van
Van Nu en Straks (zie
brief 1, noot 1). Uit het vervolg van deze brief (
'hoe ik daar de onbewuste factoor van geweest ben') lijken we te kunnen afleiden dat Van de Woestijne in een niet bewaarde brief aan Streuvels zou hebben gesuggereerd dat de ontdekking van Streuvels' werk voor de oorspronkelijke Van Nu en Straks’ers een stimulerende factor zou zijn geweest om een nieuwe reeks van het tijdschrift op te starten.
[2] Streuvels wil dus meewerken aan de nieuwe reeks van
Van Nu en Straks. Die verscheen (met enkele onderbrekingen) tussen januari 1896 en december 1901.
[3] Streuvels bedoelt zijn broer Karel Lateur.
[4] Van 't jonge Vlaanderen. Tijdschrift gewijd aan kunsten was een blad dat vanaf augustus 1896 bij uitgever Winand Klock te Hasselt had moeten verschijnen, maar dat uiteindelijk nooit het licht heeft gezien. In het prospectus (in
Vlaamsch en vrij, jg. 4, nr. 35, 30 aug. 1896) stond o.m. dat
Van 't jonge Vlaanderen vernieuwing wilde prediken, maandelijks zou verschijnen, en
'benevens litteraire bijdragen uit Noord en Zuid, artiekels over muziek, tooneel, schilder- en beeldhouwkunst [en] boekkritieken, een overzicht der voornaamste tijdschriften' zou bevatten. Als medewerkers aan het eerste nummer werden vermeld: Stijn Streuvels,
Victor de Meyere, Lode Baekelmans, Walter Weets en
Lode Ontrop. De publicatie van het eerste nummer werd herhaaldelijk uitgesteld, en uiteindelijk zou het blad helemaal niet meer van de pers komen, wellicht door een gebrek aan abonnees.
[5] Gielis zou als redactiesecretaris van
Van 't jonge Vlaanderen (zie
[4]) aan Karel van de Woestijne vragen om het blad mee te helpen redigeren.
[6] 'Onschuld' is de titel van een kortverhaal dat nooit gepubliceerd werd. Het gesigneerde handschrift, dat zich in privé-bezit bevindt, telt vier bladzijden (A4-formaat). Het verhaal is gedateerd
'In lentemaand '96' en beschrijft de belevenissen en ondergang van twee padden. Het wordt voorafgegaan door een motto van Toergenjev:
'Das alles wäre lächerlich / Wenn's nicht so herzlich traurig wär'. In dit vroege verhaal van Streuvels herkennen we al de thematiek waaraan hij zijn hele oeuvre zou wijden.