MALINES (STATION)
14 FEVR 1890 4-S
WelEd[ele] Heer Emm[anuel Karel] de Bom.
Letterkundige.
Olijftakstraat 10.
Antwerpen.
ANVERS
14 FEVR 1890 7-S
Mechelen, 14 Februari 1890.
WelEdele Heer,
[1]
Dank voor uw brief
[2] en toezending van almanakje
[3] en dischkaart.
[4] — De knuppelverzen, die gij zegt mij te sturen, heb ik niet tusschen uw brief gevonden.
[5] Ge hebt ze zeker laten liggen; bij gelegenheid wil ik ze gaarne eens lezen.
Ik neem 't u volstrekt niet kwalijk dat ge nog niet de beloofde bespreking van
Rouwviolen geschreven hebt.
[6] Bij zooveel plannen moet u 't hoofd wel omloopen! Is 't niet wat al te veel? Zou 't niet beter zijn, u wat te beperken? — Maar ik weet hoe werkzaam en enthousiast de jeugd is; later wordt arbeid plicht, eerst lijkt het ons genot.
Misschien is het beter dat mijn jongste bundel niet veel besproken, maar stil gelezen wordt. 't Is een intiem boekje en 't spijt mij zelve soms dat ik 't uitgegeven heb.
[7] Nu is daar niets meer aan te doen... dan den indruk uit te wisschen door iets nieuws.
Leest gij
de Gids? Eerlang verschijnt er weer een viertal sonnetten van mij in.
[8]
Ik kon de
Klaus Groth van
Dr Hansen onmogelijk ten einde lezen!
[9] Critiek schrijven is een lastig vak, vooral als men met de schrijvers, wier werken men bespreekt, bekend is. Ik, voor mij, waag mij er niet meer aan.
Tot mijn spijt kan ik u mijn medewerking aan
uw nieuw tijdschrift niet toezeggen.
[10]
Ik hoor noch zie ooit iets van het tooneel en, zooals het in onzen tijd is, boezemt het tooneel mij ook niet het minste belang in.
Niettemin wensch ik u succes.
Schrijf mij van tijd tot tijd eens, als 't u tenminste genoegen doet, mij 't een en ander te vertellen.
Vriendschappelijke groeten
van
Hélène Swarth
Annotations
[1] Hélène Swarth en
Emmanuel de Bom kenden elkaar al een poosje. Het was bijna een jaar geleden (sedert 3 maart 1889) dat de toen twintigjarige
De Bom de dichteres bij haar thuis te Mechelen een bezoek bracht en op die manier persoonlijk met haar kennismaakte. Zie daarover de brieven van
Hélène Swarth aan
Emmanuel de Bom van 27 februari 1889 (AMVC, S 995, 53287/23) en aan
Pol de Mont van 6 maart 1889 (zie
Liebaers, Hélène Swarth. Brieven aan Pol de Mont (Gent, KVATL, 1964), p. 152. Zie ook
Emmanuel de Bom, 'Hélène Swarth', in: De Vlaamsche School, nr. II (1889), p. 79 en
Emmanuel de Bom, 'Drie Nederlandsche kunstenaars', in: De Ploeg, nr. VIII (jan. 1930), p. 21-24.
[2] Deze brief werd niet teruggevonden.
[4] Swarth doelt op het banket van de Antwerpse afdeling van het
Taalverbond, dat op 8 februari 1890 had plaatsgevonden. Zie
brief 5, noot 7.
Als herinnering aan dat feestmaal werden op initiatief van Paul Buschmann tachtig exemplaren uitgegeven van Die excellente cronike van de ghesellighe tsamenkomste van de Taelverbonders wt Antwerpen in den jaere MDCCCXC, 't Antwerpen geprent by J.-E. Buschmann drucker-uytgever. Dat gedenkboek bevat het menu en het algemeen verslag van de bijeenkomst (beide door De Bom opgesteld in pseudo-Middelnederlands, alsof het om een middeleeuws gildefeest ging), de knuppelverzen en sermoenen die bij die gelegenheid door Emmanuel De Bom, Antoon Moortgat en De Mont werden voorgedragen, alsook vier tekeningen van Hendrik Luyten, die in het Letterenhuis worden bewaard, en waarop het twintigtal deelnemers aan het banket is afgebeeld. Het boek was niet in de handel verkrijgbaar en kon uitsluitend door leden van het Taalverbond gekocht worden. Zie het Maandblad van het Taalverbond, I, nr. 5 (1 september 1890), p. 55-56.
[7] Hélène Swarth schreef
Rouwviolen naar aanleiding van het voortijdig overlijden, op 6 maart 1889, van
Max Waller, met wie ze als achttienjarige enige tijd verloofd was geweest. Zie daarover onder meer haar brief aan
Pol de Mont van 20 augustus 1892, gepubliceerd in:
Herman Liebaers, Hélène Swarth. Brieven aan Pol de Mont (Gent, KVATL, 1964), p. 239.
[8] H. Swarth, 'Testament', 'Beatrice', 'Geloof', en 'Palimpsest', in:
De Gids, jrg. LIV (april 1890), p. 161-164. Deze gedichten werden later opgenomen in
Swarths bundel
Passiebloemen (Amsterdam, P.N. van Kampen en zoon, 1891), p. 40, 49, 58 en 59.
[10] Waarschijnlijk
Ons Tooneel, zoals duidelijker zal blijken uit
brief 18.