Antwerpen 10/4 90
Waarde Secretaris,
[1]
Ik schrijf aan
de Geyter in den zin door u aangeduid.
[2] Wij zullen voor de enkele zittingen, niet aangekondigd in het
Maandblad,
[3] uitnoodigings briefjes laten drukken en ze betalen uit vrijwillige bijdragen, waarvoor ik desnoods persoonlijk insta. Ik schrijf aan
de Geyter dat ik hem gaarne zijn aanmerkingen hoorde uiteenzetten
[4] en ze door de leden wenschte te zien bespreken.
[5] Ook dat de reeds verschenen
[6] in het
Maandblad dienen opgenomen te worden. In het eerste nummer konden die misschien reeds opgenomen worden.[x]
[7] Versta u daaromtrent met
van Cuyck.
[8] Op de dagorde van aanstaanden donderdag
[9] zouden dienen gebracht te worden de punten welke zijn dat? in de algemeen vergadering tot onderzoek naar de groepen verzonden.
[10]
T[otus ]T[uus]
Max Rooses
Annotations
[1] De Bom was secretaris van de Antwerpse groep van het
Taalverbond tijdens het bestuursjaar dat liep van april 1889 tot april 1890.
[2] Julius de Geyter was in 1887 een van de medeoprichters van het
Taalverbond. In 1890 was hij lid van de Antwerpse groep. Zie de documentatie over het
Taalverbond in het Letterenhuis (T 106/D). De brief van
Max Rooses aan
De Geyter werd niet teruggevonden, evenmin als een brief van
De Bom aan
Max Rooses over dit onderwerp.
[3] Een omzendbrief van 2 april 1890 aan de leden van het
Taalverbond kondigde aan dat op de algemene vergadering van 7 april 1890 de uitgave van een 'maandelijks bulletijn' van het
Taalverbond, ter vervanging van het bestuurlijke gedeelte van het jaarboek, op voorstel van
De Bom werd besproken.
De Flamingant meldde op 13 april 1890 (jrg. II, nr. 15, p. 4) dat het jaarboek op voorstel van De Bom werd afgeschaft en tot het drukken van een maandblad beslist werd, waarin de verslagen over de werkzaamheden van groepen, afdelingen en algemene vergaderingen zouden verschijnen. Zie de documentatie over het Taalverbond in het Letterenhuis (T 106/D). Het eerste nummer van het Maandblad van het Taalverbond verscheen op 20 april 1890.
[4] Een brief van
Julius de Geyter aan
Max Rooses van 9 april 1890 (AMVC, G3625, 1416/33) toont aan dat
De Geyter heel wat bezwaren had tegen de afschaffing van het jaarboek. Dat kwam door het verdwijnen van het letterkundige gedeelte, waarvoor het
Maandblad van het Taalverbond geen compensatie bood. Zie ook
[3]. In deze brief sprak
Julius de Geyter niet over het voorstel dat
Rooses op de algemene vergadering gedaan had, om ter vervanging van het letterkundige gedeelte van het
Jaarboek van het Taalverbond elk jaar een of meer werken van leden van het
Taalverbond uit te geven. Zie het
Maandblad van het Taalverbond, jrg. I nr. 1 (20 april 1890), p. 10.
[5] Volgens de ledenlijst van het
Taalverbond, verschenen op 1 november 1887, waren er in totaal 112 leden. Zie de documentatie over het
Taalverbond in het Letterenhuis (T 106/D). In 1890 telde de Antwerpse groep dertig leden die een bijdrage betaalden. De lijst met al hun namen werd gepubliceerd in het
Maandblad van het Taalverbond, jrg. I nr. 2 (14 mei 1890), p. 28-29.
[6] Blijkbaar werd hier een woord vergeten. Dat woord zou 'werken' kunnen zijn. In het
Maandblad van het Taalverbond verscheen op 14 mei 1890 (jrg. I nr. 2, p. 31-32) een lijst van werken die in 1889 en 1890 door leden van het
Taalverbond werden uitgegeven.
[7] In het eerste nummer van het
Maandblad werden alleen verslagen van de Antwerpse en Gentse groep van het
Taalverbond opgenomen.
[8] Frans van Cuyck was medestichter van het
Taalverbond in 1887 en administrateur van het
Maandblad van het Taalverbond.
[9] Donderdag 17 april 1890 vergaderde de Antwerpse groep van het
Taalverbond. Daarover bracht secretaris
Emmanuel de Bom op 14 mei verslag uit in het
Maandblad van het Taalverbond (jrg. I nr. 2, p. 23-27).
[10] Tijdens de zitting van de Antwerpse groep van het
Taalverbond op donderdag 17 april 1890 werden de volgende punten uit de algemene vergadering hernomen:
- 1. het voorstel van Pol de Mont over 'het stelsel van aanmoediging der letterkunde door den Staat';
- 2. het voorstel van Max Rooses en Paul Fredericq over de vraag: "waardoor zal het letterkundig gedeelte van het Jaarboek vervangen worden?"
Zie het Maandblad van het Taalverbond, jrg. I nr. 2 (14 mei 1890), p. 24.