BRUXELLES 5
31 JUIL 1890 3–S
ANVERS
31 JUIL 1890 6–S
Den Heere Em[manuel Karel] de Bom
Olijftakstraat, 10
Antwerpen
Olijftakstraat, 10
Antwerpen
Allerbeste type!
Zaterdag ben ik vrij.[1]
Dan rol ik met overtuiging tot zondag 'smorg[en]s en, eens dat ik uitgeslapen ben, schrijf ik u éene epistel, twee, drie epistels van 20 bladz[ijden].... Nu, wat geduld!
Had ik uw' duizendmaal gezegende brieven niet, ik ware al lang verdronken in het éentonig — ach, zoo éentonig! — woordengezijpel van Cicero of Herodotos. Die verdoemde ouwe kerels zijn alle dagen niet lollachtig.
Tot maandag blijven? Zie, ik moet u toch toevertrouwen dat ik — "in alles ende alles" — 45.65 fr[ank] bezit. Daarmêe moet ik nog:
- 1º éen dag en éen nacht rollen.
- 2º mijn deel in een feestmaal betalen, en daarbij eenige flesschen Champagne
- 3º maandag met mijn lief gaan roeien... en soupeeren (droef!)
Er zal mij misschien 10–15 fr[ank] overblijven. Dat zal mijn verblijf in de Scheldestad streng beperken.
In alle geval, ik blijf drie dagen,[2] al moest ik mij voeden met éen snede "bloedpens" en verzen van Leonard Buyst.[3]
Uw G[ust]
"Tarara!" is goed, zeer goed.[4] Er is veel over te zeggen. Ik schrijf u daarvan breedvoeriger zondag.
Annotations
[1] Zaterdag 2 augustus 1890 zat het academiejaar er voor Vermeylen op.
[2] Met name 7, 8 en 9 augustus, de dagen van de Boekwezendag.
[3] In verband met Leonard Buyst, zie Albert Westerlinck, Prosper van Langendonck (Brugge–Brussel, De Kinkhoren, Desclée de Brouwer en Cie, 1946), p. 5. Zie ook Th. Coopman en Victor A. dela Montagne, Onze dichters 1830–1880 (Antwerpen, L. dela Montagne, 1880), p. 302.
