<Resultaat 1416 van 1419

>

9 u. Hoogeschool (fac[ulteit] van Wijsbegeerte en Lett[eren])[1]
Mane, vriend, ik schrijf u dit op een bank der Universiteit, midden in 't gerucht der pretmakende "burschen", tusschen de les van Vollgrafius[2] — die ons éen uur lang een hekeldicht van Juvenal op de Roomsche hoeren uitgelegd heeft — en de les van den wijsgeer Tiberghien nog genomineerd "le petit Titi"[3] — filosofie, jongen, filosofie!!! (handdruk — zult er komen.....).
Ge kunt niet gelooven, kerel, hoe gelukkig mijn leven geworden is! Niets studeeren dan letterkunde, geschiedenis en... filosofie! In de geschiedenis vooral heb ik gedoken "met geestdrift en wellust". Dàaraan zou 'k me heel begeven, lijf en ziel inbegrepen! Ge kunt niet denken hoe schoon, een tijd open te snijden, te ontleden, zijn ziel te begrijpen, in al de détails te dringen om de poezie der geschiedenis te vatten! Weinig kunstwerken hebben me zoo'nen indruk gemaakt als een geschiedboek waarin ik de laatste jaren van het Byzantijnsche Keizerrijk en den doodstrijd van die driftige "fin de siècle" (!!) gelezen heb.[4]
... Op dit oogenblik komt een oppasser in de zaal. De petdragers maken hem een ovatie, al de voeten daveren op den grond, handgeklap, geroep: "Vive Bazoef! A la tribune!!... Un discours!!!..." Bazoef lacht goedzakkig, maar wordt "desniettegenstaande" twee minuten later aan de deur geworpen.
Tiberghien, de microscopieke Tiberghien, treedt binnen1. Binnen2 éen uur ga ik voort. Da's stijl, hé?
10 u.
Van 9 tot 10 heb ik eens fel gelachen. Tiberghien — een oud, stokoud ventje — bezit een pieperig stemmetje die héel traag de les zingt. Daarbij een' mimiek!! Ik schrijf u hier eenige volzinnen over:
"La Critique de la Raison pure, de Kant (T[iberghien] schudt het hoofd, steekt de tong uit),.. de Kant... de Kant... a un grand défaut, c'est (zeer geheimzinnig:) qu'elle est entièrement défectueuse!"
... "Messieurs, je vous parlerai aujourd'hui de l'Etre (steekt snuif in sijn snuit)... l'Etre! (trekt een oneindigen rooden zakdoek uit)... l'Etre Infini et Absolu... l'Etre qui est Tout... (geheimzinnig, de armen omhoog, de oogen wijd opengetrokken)... l'Etre... l'Essence... Le Principe Pur et Simple... (verrukt: hij schijnt l'Etre in een hoek der zaal te zien)... l'Etre qui est le non–moi (armen uitgestrekt, schudt het hoofd) aussi bien que le Moi (de handen gekruist op de borst, dringt ineen, verdwijnt achter het gestoelte).... l'Etre!!!...
3 u.
Ik had wel willen in 't Taalv[erbond] zijn toen ge uw verslag gelezen hebt![5] We zullen eens een cantaat maken voor dien schoolmeester (hou! hou!), den "ouwen heer Smits", meen ik.[6] Spijtig toch dat ik daar niet was! Ik had dapper gelachen, en dat is nog zoo slecht niet (ik ben weêral eens geen nihilist meer).
A propos van nihilist, weet ge dat ik kennis gemaakt heb met Sofia? Wie zij is? Een Russische studentin die Richepin gelezen heeft, heur haar zeer aardig kamt (in den vorm van een waaier) en voor de socialistische stelsels strijdt. Ze leert grieksch (!) en... filosofie (!!) Zal er komen, en hoopt binnen twee jaren doctores in wijsbegeerte en letteren te zijn.[7]
Heb ik u niet gesproken van Jeanne, de dochter van den kistemaker (brrr!) nevens mij? Eergist[eren] heb ik haar achter de deur gekust!.. gekust, jongen!! Ik heb nog de smaak van haar lippen op de mijne! De papa (Jovial, marchand de cercueils)[8] hoorde men boven zingen en op een doodkist met zijn hamer kloppen! Ik zou die meid (hier word ik wêeral... fin de siècle!) wel eens willen poppen in een doodkist!
Derde minnerij: mej. X.x–x–x (?). Voor eenige avonden, tusschen twee bedrijven van "Le Démon du Jeu" (Parkschouwburg)[9] ging ik voor mijn schoonzusters pralinen ofte suikeramandeltjes koopen bij Senez-Sturbelle (hoek Koningstraat en Treurenberg). Heb daar éen half uur geflirteerd met een fijn dingetje van 25 jaar. Ben in 't midden v[an] den 3e akt teruggekomen naar de Schouwb[urg]... en ga dezen avond nog eens lekkernij eten.
nº 4: een aardig engeltje (een engel met een wipneusje) (Maria bij name). Heb haar vrijdag aangesproken en maandag gekust. Moet haar vandaag zien. Ze gorgelt noten uit in de Muziekschool! Y n'ya qu'ça!!
Voor woensdag ontvangt Krinkels een artikel. Ik weet nog niet waarover, maar het zal toch, in ieder geval, colossaal transcendentaal zijn.[10]
Ik zou wel willen naar Antwerpen komen, maar ik ben plat, aartsplat! (heb moeten een geschenk aan m'n zuster geven — oui, marquise, nous sommes comme ça — en ik bezit nog 0.35 fr.).
Stijns vraagt van u een dienst: hij heeft eenige zijner boeken liggen bij Jan Boucherij. Zijn die verkocht? Gejeim! Stijns heeft reeds twee of driem[aal] geschreven om die boeken terug te krijgen indien ze niet verkocht zijn, wil zelf de kosten van afzending betalen, en... men antwoordt hem niet.
Zoudt gij eens niet kunnen zien bij B[oucherij] of die boeken nog bestaan? Ge zoudt veel genoegen doen aan Stijns, die u op voorhand bedankt.
Hier zet Gust pen en pijp nêer en drukt op zijn Vlaamsch de knokkels van Mane
Gust.

Annotations

[1] Voor de datering, ZIE NOOT 9.
[2] De Nederlandse wetenschapper Johan Christoph Vollgraff was sedert 1883 aan de universiteit van Brussel verbonden. Hij doceerde Latijn en letterkunde.
[3] De filosoof Guillaume Tiberghien komt onder meer voor in de Rimes antimufflistes. Dèche noire van August Vermeylen. Zie het Journal des étudiants de l'Université de Bruxelles, jrg. II, nr. 16 (5 november 1890), ondertekend 'Gust'. Zie ook diens Verzameld Werk, deel I, p. 525–526. Over Guillaume Tiberghien, zie het Journal des étudiants de l'Université de Bruxelles, jrg. I, nr. 3 (5 december 1889).
[4] Waarschijnlijk Jean Lombard, Byzance (Parijs, A. Savine, 1890). Het decadente Byzantium was wel een topos geworden in de literatuur op het einde van de negentiende eeuw. Zie daarover M. Praz, Liebe, Tod und Teufel. Die schwarze Romantik (München, DTV, 1970), p. 347–349 en p. 551. Ook 'fin de siècle' behoorde tot de denksfeer van het einde van de 19de eeuw. Zie E. Koppen, Dekadenter Wagnerismus. Studien zur europäischen Literatur des Fin de siècle (Berlijn – New York, Walter de Gruyter, 1973).
[5] Niet terug te vinden in de verslagen van het Maandblad van het Taalverbond, noch in Paul van Tichelen, Bibliografie van en over Emmanuel de Bom (Antwerpen, De sikkel, 1947).
[6] Vermeylen bedoelt Lodewijk Smits. De omschrijving "den ouwen heer Smits" is een allusie op de Nederlandse prozaschrijver Mark Prager Lindo.
[7] Vermeylen bedoelt Sofia (en dus niet Sonia) Ioteiko (zie ook brief 106), die in België aankwam in september 1889.
Vanaf 13 maart 1891 stond ze als studente te Elsene ingeschreven. Op het Algemeen Rijksarchief is er op naam van Caroline Kurzanska (haar moeder) een dossier over haar. (Zie het Algemeen Rijksarchief, Bestuur van de Openbare Veiligheid, Vreemdelingenpolitie, individuele dossiers, nr. 504.255.) De naam Sofia Ioteiko werd niet teruggevonden op de rol der inschrijvingen aan de toenmalige ULB. Haar naam komt nochtans wel voor in de Résultats des examens. Enseignement supérieur 1891–1895, deel III (deuxième session de 1891). Ze behaalde toen de "grade de candidat en sciences naturelles, préparatoire au doctorat, avec la plus grande distinction". Over Sofia Ioteiko wordt ook nog gesproken in G. Garnir, Souvenirs d'un revuiste (Brussel, Les Presses de l'Expansion belge, s.d.), p. 31, naar aanleiding van het universitaire conflict.
Sofia Ioteiko had een zus, Josefa Ioteiko (geb. 10 februari 1866). Zij werd in 1898 verbonden aan de faculteit psychologie aan de ULB. Over haar verscheen een artikel van S. De Coster in de Biographie nationale, deel XXXV.
[8] Jovial, marchand de cercueils is de naam van een toneelstuk dat gespeeld werd te Brussel door het Théâtre–Libre. Voor een bespreking ervan, zie L'art moderne, jrg. X (5 januari 1890) (p. 4). Het artikel werd niet ondertekend.
[9] Théodore Barrière, Démon du jeu. Comédie en 5 actes. Op zaterdag 18 oktober 1890 vond de première plaats van dit stuk, dat liep tot ongeveer 25 oktober 1890. Op basis van die gegevens kan deze brief gedateerd worden tussen 18 en 25 oktober 1890.
[10] Het eerste artikel dat Vermeylen in Ons Tooneel publiceerde na 18 oktober 1890 was een verslag, getiteld 'Uit Brussel' (9 november 1890). Zijn tweede artikel in dat tijdschrift heet 'Algemeen stemrecht' (16 november 1890). Het artikel dat Vermeylen in deze brief bedoelt, is waarschijnlijk het tweede, omdat het alleszins meer beantwoordt aan de omschrijving "colossaal transcendentaal".

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Boucherij, Jan (° Gent, 1846-11-16 - ✝ Antwerpen, 1911-05-16)

Pedagoog, letterkundige en journalist.

Garnir, Georges Léopold Emile Joseph (° Mons, 1868-04-12 - ✝ Brussel, 1939-12-25)

Schrijver en journalist.

Promoveerde in de rechten aan de Brusselse universiteit. Was medewerker aan L'indépendance belge, Le petit bleu, L'étoile belge en La chronique. Stichtte in 1910 met L.Souguenet en L.Dumont-Wilden het weekblad Pourquoi Pas?. Schreef regionalistische romans (o.m. Les Charneux, 1891) die zich voornamelijk afspelen in de Condroz. Was ook een pittig uitbeelder van het Brusselse volksleven in de trant van L.Courouble. Schreef verder nog toneelstukken en, in samenwerking met L.Malpertuis, succesrijke revues, vol satire op de toenmalige actualiteiten.

Ioteiko, Sofia (° Kiev, 1868 - °)

In 1890 studente natuurwetenschappen aan de ULB.

Dochter van Lucien Ioteiko en Caroline Kurzanska; zuster van de beter bekende Josefa Ioteiko, die doctor in de geneeskunde werd en van 1898 af verbonden was aan het psycho-fysiologisch laboratorium van de ULB. Sofia was afgevaardigde van de afdeling Sociale Wetenschappen en nam als zodanig actief deel aan het universitair conflict bij de opening van het academiejaar 1890-1891.

Lindo, Mark Prager (° Londen, 1819-02-19 - ✝ Den Haag, 1877-03-09)

Schrijver.

Richepin, Jules (gen. Jean) (° Médéa (Algerije), 1849 - ✝ Parijs, 1926)

Eigenlijk: Jules Richepin.

Schrijver.

Smits, Lodewijk (° Heist-op-den-Berg, 1852-03-19 - ✝ Antwerpen, 1911-05-24)

Onderwijzer en antiklerikaal, sterk sociaal voelend, Kempisch schrijver. Studeerde aan de Rijksnormaalschool te Lier waar hij les kreeg van Domien Sleeckx. Vanaf 1873 verbonden aan het gemeentelijk onderwijs te Antwerpen; jarenlang de spil van de Belgische Onderwijzersbond. Werd als schrijver ontdekt door het Taalverbond dat zijn eerste werken uitgaf (Uit het leven 1891 en De boer der Schranse 1892). Leunde in zijn realistische Kempische verhalen aan bij de strekking van I.Teirlinck en R.Stijns' Arm Vlaanderen dat inging tegen de romantisch-idealistische school van H.Conscience. Als zijn beste werk wordt gewoonlijk De bieboeren (1904) genoemd.

Styns, Reimond (° Mullem, 1850-05-10 - ✝ St.-Jans-Molenbeek, 1905-12-12)

Leraar en schrijver.

Tiberghien, Guillaume (° Brussel, 1819-08-09 - ✝ St.-Joost-ten-Node, 1901-12-28)

Filosoof.

Studeerde aan de Brusselse universiteit: trad in haar dienst in 1846; buitengewoon hoogleraar vanaf 1848; gewoon hoogleraar sedert 1853. Permanent lid van de Raad van Beheer van 1878 tot 1901. Strijdend vrijzinnig wijsgeer, die vulgariserende werken schreef over lekenmo-raal. Verspreidde de ideeën van de Duitse filosoof Karl Christian Friedrich Krause. Doceerde achtereenvolgens archeologie, esthetica, antropologie, moraalfilosofie, geschiedenis van de filosofie, metafysica, logica en psychologie. Schreef o.a. Théorie de l'infini (1846), Logigue de la science de la connaissance (1864), Eléments de la morale universelle (1879), Krause en Spencer (1882).

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Vollgraff, johan Christoph (° Den Haag, 1848-01-03 - ✝ Utrecht, 1920-02-06)

Classicus.

Leerling van C.G.Cobet. Was van 1883 tot 1902 hoogleraar aan de Brusselse universiteit waar hij klassieke filologie doceerde en een cursus Historie de la littérature flamande. Werd in 1902, toen hij naar Utrecht ging om er de Leerstoel van hellenist H.van Herwerden over te nemen, te Brussel opgevolgd door zijn leerling E.Boisacq. Schreef o. m. Greek Writers.on. .Roman history (1880) en Les problèmes musicaux d'Aristote (1903; met F.A.Gevaert). Bezorgde uitgaven van Cicero's Pro Caelio (1897) en Plato's Phaadrus (1912).

Titel - krant/tijdschrift

Art Moderne, L' (° 1881 - ✝ 1914)

Brussels artistiek weekblad.

Werd, zoals ook La jeune Belgique, bij Wwe Monnom gedrukt. Opgericht door de advocaat Edmond Picard, die toen werd beschouwd als de geestelijke leider van de Brusselse progressieve jongeren. Samen met Octave Maus, de bezieler van de kunstenaarskring Les XX (1884 - 1893), verdedigde hij in l'Art moderne o.m. het impressionisme en het wagnerisme. Het tijdschrift kan in zekere zin beschouwd worden als een voorbode van Van Nu en Straks: vooral Picards uitspraak dat kunst filosofische gedachte, synthese en leven is, wijst in die richting. Medewerkers waren o.a. C.Lemonnier, E.Verhaeren (die ook in de redactie zat), G. Eekhoud, E. De Molder (later schoonzoon van Fél.Rops) en H. van de Velde.

Journal Des Etudiants De L'universite De Bruxelles (° 1889 - ✝ –, 1906)

Tijdschrift.

Kreeg na een fusie met L'Etudiant libéral in 1906 de titel L'Echo des étudiants (bald dat in 1914 werd opgeheven). Was rond 1894 socialistisch geïnspireerd.

Maandblad Van Het Taalverbond (° 1890 - ✝ 1895)

Op voorstel van H. Langerock (secretaris van de Brusselse groep) werd het Jaarboek van het Taalverbond vervangen door een maandelijks bulletin, waarin gedetailleerd verslag werd uitgebracht over de vergaderingen die in de diverse groepen werden belegd. De administratie berustte bij Fr. van Cuyck. In tegenstelling tot de Jaarboeken bevatten de Maandbladen geen literair gedeelte meer. In plaats daarvan gaf het Taalverbond jaarlijks minstens één werk van een van zijn leden in eigen beheer uit (b.v. Uit het leven door L. Smits en Volksgeneeskunde in Vlaanderen door A. de Cock).

Ons Tooneel (° 1890 - ✝ 1891)

Antwerps weekblad onder redactie van L. Krinkels (hoofdopsteller), E. de Bom en A. Vermeylen. Bracht informatie over de toestand van het toneel in binnen- en buitenland. Naast de drie redacteurs leverden verder nog bijdragen: J. de Bom (onder pseudoniem Zors), J.T. Grein, Panurge (pseudoniem van A. Vermeylen?) en enkele onbekenden (misschien, de redacteurs zelf) die schreven onder de pseudoniemen Ariestark, R. Cavalier, Diecsar Sandor. Van het tijdschrift verschenen zeventien nummers.

Naam - instituut/vereniging

Taalverbond, Het (° 1887 - ✝ –, 1900)

Liberale vereniging.

Théâtre du Parc (° 1782 - °)

Brussels theater.

Bestaat heden nog. Werd van 1879 tot 1892 bestuurd door Fr.Candeilh die de schouwburg een grote faam bezorgde door de Parij se theateractualiteit op de voet te volgen. Onder zijn leiding werd ook onuitgegeven werk gecreëerd van o.m. M.Maeterlinck, O.Mirbeau, H.Kistemaeckers en Th.Hannon. Hij nodigde gezaghebbende Franse acteurs en groepen uit, zoals S.Bernhardt in 1880 en het Théâtre-Libre d'Antoine in de jaren negentig. De eigen groep bracht doorgaans goede komedies, die bij het Brusselse publiek zeer in trek waren.

Theatre-libre (° 1887 - ✝ –, 1896)

Parijs theater.

Werd opgericht door A.Antoine, die vernieuwing wou brengen in het in conventies vastgelopen Parij se schouwburgleven. Het specialiseerde zich in het brengen van niet eerder vertoonde of weinig gekende stukken hetzij van buitenlanders (b.v. Tolstoj, Toergenjev, Ibsen, Strindberg), hetzij van eigen jonge debuterende auteurs of van auteurs uit de naturalistische school, van wie het werk elders niet aan bod kwam. Behalve een afwijkend repertoire, hield Antoine er ook eigen regieopvattingen op na: zo moesten zijn acteurs alle rollen spelen (i.t.t. de officiële theaters waar men typerollen speelde) en moesten hun kostumering, spel en diktie zo natuurgetrouw mogelijk zijn. Het Théâtre-Libre kende onmiddellijk grote bijval. Zijn faam verspreidde zich snel over Europa, zodat nog voor het einde van de eeuw op verschillende plaatsen gelijkaardige theaters werden opgericht, zo o.m. te Berlijn en Zürich (Die Freie Bühne) en te Londen (The Independent Theatre). In 1896 werd het door Antoine zelf omgevormd en herdoopt in Theâtre-Antoine, dat - zij het met meer omzichtigheid en zin voor zakelijk succes - de traditie van het Théâtre-Libre voortzette.