<Resultaat 107 van 1419

>

Mon cher De Bom,
J'aurais beau être pessimiste que je ne pourrais m'empêcher d'être flatté de votre amabilité et des attentions amicales que vous avez eues plus d'une fois déjà pour ma triste personne — et de devenir optimiste quelques heures au moins. Du reste le mal n'est pas encore si profond: peut–être un jour viendra où je verrai tout en rose — et non plus en ces teintes noires de spleen ou glauques d'absinthe — où je serai même capitaliste et censitaire, qui sait?
En attendant je suis enchanté d'être entaché d'un peu de ["bironisme"][1] et du pessimisme littéraire de notre époque, car cette maladie–là me permet de goûter les oeuvres d'art en général et les vôtres en particulier.
C'est assez vous dire que je me suis très compâtissamment apitoyé sur les malheurs d' "Alice"[2] et que je me suis enlisé en imagination dans la tristesse brouillardeuse des Novembres.
Aussi — en toute franchise — je me recommande encore, à l'occasion! En vous remerciant de nouveau bien sincèrement, je reste
Votre dévoué
Jacques Dwelshauvers

Annotations

[1] Dit woord is niet duidelijk leesbaar. Uit de context kan echter afgeleid worden dat het gaat om 'bironisme' (= byronisme?). De term 'byronisme' werd in Nederland bijna gelijktijdig in twee doctorale proefschriften behandeld, met name in Tj. Popma, Byron en het byronisme in de Nederlandsche letterkunde (Amsterdam, H.J. Paris, 1928) en in U. Schults jr., Het byronianisme in Nederland (Utrecht, J.L. Beijers, 1929).
In tegenstelling tot Schults, die er zich in zijn inleiding vrijwel mee vergenoegt het byronisme te definiëren als 'het pessimisme dat men gewoon is met de Duitse naam "Weltschmerz" te betitelen', gaat Popma uitvoeriger op de term in, zich evenwel sterk baserend op E. Estèves Byron et le romantisme français. Essai sur la fortune et l'influence de l'oeuvre de Byron en France de 1812 à 1850 (Parijs, Hachette, 1907), waaruit hij uit het hoofdstuk 'Le byronisme' (p. 3–20) volgende kenschetsende citaten licht: "Le fond du byronisme peut se définir d'un mot: c'est l'individualisme, hautin, irréductible, absolu", en "Ainsi donc, agitations d'une existence orageuse et tourmentée, abandon aux passions et remords de leur avoir cédé, dégout de la vie et incurable mélancolie, haine de ses semblables et amour de la solitude, révolte contre Dieu et dérision des choses humaines, scepticisme et pessimisme universels, et, sur cet amas de ruines deux autels dressés, l'un à l'amour idéal, l'autre à la nature maternelle, tel est le fond de la poësie byronienne."
In verband met de liefde voegt Popma er nog aan toe dat ze steeds fataal is en dat alleen de dood een uitkomst kan bieden aan de kwelling die het leven is (p. 103–113; p. 112). Zie ook het boek van Schults, p. 1.

Register

Naam - persoon

Bom, Emmanuel Karel De (° Antwerpen, 1868-11-09 - ✝ Kalmthout, 1953-04-14)

Bibliothecaris, journalist en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Nora Aulit op 24/08/1901 in Antwerpen.

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.