Donderdag 29 Oct[ober] 91.
Gust!
Een zeer ernstig verzoek: kunt ge me niet per omgaande een zekere som gelds zenden? Mijn heel budjet voor... November bepaalt zich nog op bijna 1 fr. Ik kan hier niemand meer aanpompen. Ik heb 25 fr. betaald aan schulden deze maand, en mijn peere heeft voor de reisjes naar Brussel al 15 fr. gelost. Er schiet me waarachtig niemand anders dan gij over. Ge kunt niet gelooven, met wat smart ik u dat vraag. Indien gij echter denkt dat dit zaakje aanleiding tot verkoeling tusschen ons zou kunnen geven, zeg het dan en zend niets. Bah, hoe beest van me zoo iets te zeggen! Ik ken u te goed om u niet van zoo'n stommiteit te verdenken. De eenige reden zou zijn, dat ge niet kunt.
Maar — gij kunt, geloof ik, en op dit oogenblik, vergeet het niet, kan 't niemand anders dan gij.
'k Ben gister bij v[an Rijswijck] gezegd, die me aankondigde dat nu ook de 8 congédagen vervielen. 'k Heb voor 8 dagen — niet arbeiden gepleit. Die smerige jurist staat op zijn overeenkomst. Ik zal hem, onder voorwendsel van een te schrijven roman, toch een 3tal dagen ontfutselen; Deze heele week, hoop ik. Hoe beest dat die v[an Rijswijck] niet wat jonger is; hij zou dat veel beter verstaan. Die administraties maken u van den fideelsten kop een philisterachtig knoeisel, zonder het minste ongezond verstand.
Van Clara hoor ik niet meer. Ge moet ook niet denken, mijn houwe! dat het is om naar haar te gaan, dat ik u geld vraag. Maar 'k kan toch niet heel en al beroofd zijn van bestaansmiddelen.
[2]
Zend me dus spoedig zooveel je kunt: tusschen 15 en 25 fr. liefst.
Ik spectatiniseer
[*] u mijn schuld spoedig terug.
Ik reken ditmaal op je, en voor zooveel je maar immers kan, hoor!
Dank en oneindige pootknijp.
Mane
Antwoord per omgaande, en liefst vooral met een bankbriefke der bij!!