<Resultaat 415 van 1419

>

Mon cher Auguste
J'ai appris avec plaisir que tu as fait consciencieusement le carnaval et que tu t'es amusé; l'histoire du Cochon et d'Ensor m'a fortement amusé![1]
Je te dois une réponse, je te l'envoie; mais en vérité je ne sais quoi dire d'intéressant; il fait printanier, je suis à Barvaux; et j'enrage d[e] n'avoir rien à faire, ou plutôt d[e] ne savoir me mettre à rien.
Mes cours s[on]t horriblement en retard, je sais à peu près la moitié d[e] ce qui a été donné jusqu'ici; je m'étais promis d[e] travailler aujourd'hui et je n'ai rien fait, l'air de Barvaux devient d[e] plus en plus méphitique et étouffant. Et je trépigne en chauffant à vide; rien à quoi m'attacher, et une dèche profonde.
Voilà mon actif; savoir que c'est peu intéressant. Aussi je passe du chapitre "nouvelles" au chapitre "questions"[.] Que deviens[-]tu? travailles[-]tu à tes cours, et t'occupes[-]tu encore d[e] littérature? Que devenez[-]vous tous là[-]bas?
As[-]tu assisté aux soirées d'Antoine?[2]
Jacques[3] m'a parlé d[e] la Dupe qui est paraît[-]il un échec pitoyable.
Molière n'est donc pas encore culbuté?
Je m'aperçois et tu t'aperçois sans doute que je divague: fais pas attention ma vieille branche: c'est mon état ordinaire. J'ai relu hier quelques pages d[e] Baudelaire et je n'ai plus compris ce que j'y trouvais jadis d[e] beau. De même pour Les Blasphèmes.[4] Plains[-]moi.
[2]
J'espère que tu m'en voudras pas de ne pas t'embêter plus longtemps d[e] m[e]s stupidités; je t'ai écrit moins pour ce que j'avais à te dire que pour te montrer ma bonne volonté; j'ai beau m'échiner "je ne fais rien qui vaille["]; sans doute mon vieux que "tu ne te tiens pas bien".
Adieu; je te serre les mains avec énergie (j'en ai à dépenser dd[e] l'énergie: je crois que je deviens érotomane (!!!)
Ton tout doué
Robert

Annotations

[3] Jacques Dwelshauvers.
[4] Jean Richepin, Les Blasphèmes (Paris, M. Dreyfous, 1884). Er werd eveneens een uitgave teruggevonden uit 1890 (Paris, G. Charpentier).

Register

Naam - persoon

Dwelshauvers, (Jean) Jacques (° Brussel, 1872-07-09 - ✝ Montmaur-en-Diois (Drôme), 1940-11-14)

Kunsthistoricus en militant anarchist.

Broer van Georges Dwelshauvers en gezel van Clara Köttlitz, met wie hij in 1897 een vrij huwelijk aanging. Deed beloftevolle studies aan het Koninklijk Atheneum Brussel (afd. Latijn-Grieks), waar hij A.Vermeylen leerde kennen. Studeerde 1890-92 natuurwetenschappen aan de ULB (diploma van kandidaat in juli 1892). Met een beurs van de Jacobsstichting vatte hij in oktober 1892 studies in de medicijnen aan te Bologna, samen met de latere geneesheren Herman Köttlitz en Alfred Walravens. Hij verliet Bologna in 1897, zonder de hele cyclus te hebben beëindigd.

In hetzelfde jaar begonnen de eerste strubbelingen met Gust Vermeylen, i.v.m. diens huwelijk met Gaby Brouhon en de strekking en inhoud van Van Nu en Straks. Het jaar daarop maakte hij een nieuwe reis naar Bologna en Bergamo. In het voorjaar van 1899 trok hij met Clara naar Firenze, waar hij zich voortaan geheel aan kunsthistorisch onderzoek wijdde, geboeid door de figuur van Botticelli en de kuituur van het Quattrocento. Hij zou in Firenze ook nog de toelating hebben gevraagd zich voor de eindexamens geneeskunde aan te bieden, maar legde die nooit af. Zijn verblijf in en om Firenze (afwisselend te Calamecca en te Castello), dat tot 1906 duurde, werd regelmatig onderbroken voor reizen naar het thuisland, en naar Parijs.

In 1899 werd te Antwerpen trouwens zijn zoon Lorenzo (Jean-Jacques Erasme Laurent) geboren (op de akte tekende o.m. Emmanuel de Bom als getuige), en het gezin was er officieel ingeschreven aan de Montebellostraat 3 tot 1906. In dat jaar, verhuisden zij naar Colombes bij Parijs (Boulevard Gambetta 46, niet-geregistreerde verblijfplaats). Dwelshauvers, die zich intussen Mesnil noemde (naar twee dorpjes bij Dinant, de geboortestad van zijn vaders familie), onderhield er nauwe contacten met de anarchistische en internationalistische beweging. Hij verdiende de kost met het schrijven van reisgidsen, eerst bij Hachette (o.a. de Guide Joanne - na W.O.I Guide Bleu - over Noord-Italië), nadien bij Baedeker.

Tussen 1910 en 1914 vestigde het gezin Mesnil zich te Alfort bij Parijs, waar - gezien zijn moeilijkheden met de geheime politie - evenmin een officiële inschrijving werd genoteerd. Jacques Mesnil stierf in niet opgehelderde omstandigheden te Montmaur, waar zijn zoon toen zou hebben gewoond; hij leed toen al enkele jaren aan een hart- en nierziekte waarvoor hij o.m. door dokter Schamelhout werd behandeld. Behalve aan Van Nu en Straks werkte hij nog mee aan Mercure de France, La société nouvelle, Ontwaking, Onze kunst, Revista d'Arte, Gazette des beaux arts, Burlington Magazine, de Parijse krant L'Humanité en het Italiaanse Avanti. Een bibliografie kan men terugvinden in de geciteerde bronnen.

Legros, René Robert (° Barvaux, 1872-11-05 - ✝ Barvaux, 1933-07-29)

Geneesheer.

Liep school op het Athénée Royal van Luik en, van de vierde Latijnse tot de retorica, op het Brusselse Atheneum, waar hij bevriend raakte met o.m. A.Vermeylen, J.Dwelshauvers en L.de Raet. Studeerde nadien geneeskunde aan de UEL (1890-1897). Publiceerde verzen in de Almanach des étudiants. Almanach de l'Université libre de Bruxelles (1891).

Richepin, Jules (gen. Jean) (° Médéa (Algerije), 1849 - ✝ Parijs, 1926)

Eigenlijk: Jules Richepin.

Schrijver.

Vermeylen, August. (° Brussel, 1872-05-12 - ✝ Ukkel, 1945-01-10)

Hoogleraar, kunsthistoricus en schrijver. Medeoprichter van Van Nu en Straks. Gehuwd met Gabrielle Josephine Pauline Brouhon op 21/09/1897.

Naam - instituut/vereniging

Theatre-libre (° 1887 - ✝ –, 1896)

Parijs theater.

Werd opgericht door A.Antoine, die vernieuwing wou brengen in het in conventies vastgelopen Parij se schouwburgleven. Het specialiseerde zich in het brengen van niet eerder vertoonde of weinig gekende stukken hetzij van buitenlanders (b.v. Tolstoj, Toergenjev, Ibsen, Strindberg), hetzij van eigen jonge debuterende auteurs of van auteurs uit de naturalistische school, van wie het werk elders niet aan bod kwam. Behalve een afwijkend repertoire, hield Antoine er ook eigen regieopvattingen op na: zo moesten zijn acteurs alle rollen spelen (i.t.t. de officiële theaters waar men typerollen speelde) en moesten hun kostumering, spel en diktie zo natuurgetrouw mogelijk zijn. Het Théâtre-Libre kende onmiddellijk grote bijval. Zijn faam verspreidde zich snel over Europa, zodat nog voor het einde van de eeuw op verschillende plaatsen gelijkaardige theaters werden opgericht, zo o.m. te Berlijn en Zürich (Die Freie Bühne) en te Londen (The Independent Theatre). In 1896 werd het door Antoine zelf omgevormd en herdoopt in Theâtre-Antoine, dat - zij het met meer omzichtigheid en zin voor zakelijk succes - de traditie van het Théâtre-Libre voortzette.