Dinsdag morgen 26 Sept[ember] '93
Houwe!
Die brief die ge geschreven hebt schijnt me goed. Ik zend u het brouillon hierbij terug. Indien ze dat niet aanneemt kan ze maar stikken.[1] Ge laat haar los & er wordt niet meer van gesproken. Maar wat verricht ze nu in Den Helder? Mysterie?
Om zóó ver te gaan als ge met haar gegaan zijt moest ge fel gehypnotizeerd zijn. Ik hoop dat nu uw oogen zullen open blijven.
Ik geef u den raad om te wachten totdat ge mij gezien hebt, eer ge op een nieuwen brief van haar antwoordt. Ik kom Donderdag in Antwerpen (om 2.4 u.). Zeer waarschijnlijk zal Schamelhout mij komen afhalen aan de statie. Ik ga bij Smeding[2] & vind u om 4 u., uitgang bak. We laten dan Schamelhout los (ik zal dat wel schikken) & we praten wat over ùw zaken. 's Avonds zou 'k V[ictor] deMeyere moeten zien. Ik heb hem een woordje geschreven.
Jongen, ge moet weer het goede leven leven! Donderdag zullen we plannen maken!
Ik heb u niet veel te vertellen: ik zit den heelen dag op de Bibliotheek. En wat ik u zou zeggen over het Twaalfjarig Bestand zou u misschien niet interesseeren? Mij ook niet.
Ik heb ongelukkig Simons niet meer gezien na uw vertrek.[3] Hij had me een kaartje geschreven om me rendez-vous te geven voor Zondag morgen. Maar ik was Zondag heel vroeg weg naar Watermael, & vond dat kaartje natuurlijk veel te laat. 's Avonds moest ik naar een dîner, & kon dus niet aan 't station zijn. Dat verdriet me erg, want Simons kan dubbelzinnig vinden dat ik twee rendez-vous gemist heb. Niet? Indien gij hem schrijft, zeg hem daarover nog iets. Ik heb hem onmiddellijk een kaart gezonden, & dezen morgen een brief.
Nou, poot
[2]
G[ust]
