Je bezopen brief met, op niets dan op pure verbeelding gebaseerde loftuitingen, heb ik ontvangen.
Wat je aan
Struys vertelde dat je me een keer of drie geschreven had, lieg je, tenzij die brieven zijn verloren gegaan. Integendeel, toont een mijner clubmakkers zich iets om mij te bekommeren, dan ben ik er direkt bij en zeg: kom laten wij samen een borrel gaan vatten, en een potje discussieeren. Leidt echter al dat discussieeren tot zóó weinig résultaat als bij onze Hofstraat-bijeenkomsten het geval is geweest, dan vind ik het in den aard van ieder rechtschapen beest om te zeggen:
"Ziezoo nu ga ik weer eens alleen in het onafgestroopte veld van mijn eigen waarnemingen ronddwalen.["] Dáárvoor maak ik dus geen excuses, die ik wèl te maken heb omdat ik je letteren niet per keerende post beantwoord heb. De reden daarvan is dat ik juist met het teekenen van een ontwerp reclame bezig was, en tot mijn schrik bemerkt had dat de aangewezen tijd van inzenden ras naderde, waardoor ik twee weken in één inspanning (een betere zaak waardig) heb staan meten
[,] schetsen, dóórtrekken, aquarelleeren, letters teekenen etc. Het produkt van dit ijverig streven heb ik gisteravond
[2]
laat nog naar het station gebracht, en ik zet mij nu dadelijk neêr om achtereenvolgens brieven van jou (
Edzard Koning), en
Struys te beantwoorden en er een te richten aan
Evert Larock[.] Voilà mon excuse formelle, no humbug about it — Ik had graag wat meer nieuws in je brief gezien, geen
nieuwtjes, maar iets interessants omtrent jou en de vrienden in Antwerpen. Toen ik onlangs over was had ik enkel tijd om met
Larock even naar de familie Scheepers te gaan, en, vraag het hem zelf, wij hebben ons moeten haasten om weer aan den trein te komen. Een volgende keer (dat zal tot mijn spijt echter niet heel gauw zijn) hoop ik je ook te ontmoeten en zal je, als ik het vooruit weet, om een rendez-vous, n'importe waar, verzoeken. Voorlopig verzoek ik je, om mij van het een en ander op de hoogte te houden, maar hoewel het minder animeerend schijnt, en een brief van je op zichzelf mij welkom zou kunnen zijn, spaar me in godsnaam reclame voor "Nu en Straks", waar ik tot walgens toe van verzadigd word in het Weekblad,
Portefeuille en
het Vaderland (dagblad). Werkelijk het is niet aan gebrek aan doorzicht en opschroeverij te wijten als het dat blaadje niet naar wensch gaat, want à l'instar van van Houtens Cacao wordt het genoeg rond gëadverteerd. Zooiets is op zichzelf raadzaam, en voor een keer leesbaar, maar als je in alle strontblaadjes (zooals
de Portefeuille en het dagblad
het Vaderland) over niets anders dan andere strontblaadjes en stronterige schilderijen leest, en nooit iets van
géén alledaagsche koopwaar hoort releveeren dan denk je toch bij je eigen: mijn lieve Jésis wat is de wereld toch een leugenachtige strontboel. Het légio geschriftjes en krantenartikels van Vincent
V[an] Gogh is m.i. te erzamelen onder een "rubriek: Hedendaagsche Kunst
["] om iemand die er volstrekt niet mee te maken heeft, ja zelfs dood is, aan het hoofd, bij wijze van een heiligenbeeld, te plaatsen van een bende hoogdravende, bezopen elkander naäpende en links en rechts van zorgvuldig geplante boomen takken afscheurende, scholieren, die zoo'n afschuwelijk spektakel maken dat elkeen, òf meeschreeuwt om niet voor een druiloor te worden aangezien, òf zijn ooren toehoudt en wegloopt. (De rubriek is een beetje lang, maar ik hoop, de bedoeling duidelijk.
[)] Als scholier en tevens als iemand die zich dikwijls voorbarig uit, loop ik tenminste liever weg. Maar als het schetteren van de troep een beetje uitingnood is, en ik zie dáár aan den kant van den weg de tuinier staan, die uit eigen gevoel voor het schoone, en met veel zorgen een boom geplant heeft,
[3]
en met weedom zijn, nu gehavende van de mooiste takken beroofde boom, betreurt, dan ben ik geneigd met de vuist tegen die voortgierende mannen, dreigend, te zeggen: lafaards, dieven!. Lafaards en dieven noem ik ulieden (mannen van Nu en straks), lafaards omdat ge den moed niet hebt zelfstandig
elk een kunstwerk te leveren, en daarvoor elkanders stem zoekt. dieven, waardig om het afgodsbeeld van den grootsten dief, Vincent, te volgen, achter het toortslicht van de Nieuwe gids; taal, stijl en motieven leenende, stelende uit alle werken die daarvoor geschikt zijn. En dan die ruiter op zijn gevleugeld ros die somtijds naast jelui draaft, dien aartsschelm, dat misselijke, walgelijke fleemende, wezen van een
Pol de Mont; een waardig heer om van tijd tot
[tijd] te zeggen: zóó jongens, zóó gaat ie goed, steel maar raak, ik heb het mijn heele leven gedaan, en verdomd dan komt er vanzelf wel een beetje origineele lijm los, tusschen de kaken die van alles verslinden, maar jelui moeten op zijn tijd tegen de groote mannen ook vriendelijk zijn, al zijn het niet allemaal groote mannen die het uit hun eigen hebben; als Verwee koeien schildert die het type vertoonen van kangoeroés, dat is misschien een uiting van zijn alles omverwerpende originaliteit, tòch maar zeggen dat het mooi is, nu, vooruit!... wacht, wie staat daar weer te kijken,
Sander Struys; nou neem je hoed maar af, die is toch zoo slecht niet, wat veel perspectief fouten, en ouwerwetsch,; enfin vraag oftie meeloopt.... nee... wil die niet?, nou dan vooruit maar, gindsch heb je Abry, (fluisterend: die komt bij
de Koning!) — hoeráh, één van de onzen, nou komen we er al dichter bij (bij
de Koning); nou moeten we hem toch ook wat zoggen, vooruit, maar ik zal wel wat verzinnen......, als we hem eens vroegen om instemming met een Exposition indépendante à Anversss?.. wel ja, dat is een goed idée, dan kijkt hij dezen kant ook eens uit.............. enzoovoorts.
[1]